In een onlangs gewezen arrest van het Gerechtshof in ’s-Hertogenbosch speelde de vraag of zelfs nog voordat de arbeidsovereenkomst was aangevangen een beroep kon worden gedaan op het door partijen overeengekomen proeftijdbeding. Het Hof oordeelde dat die mogelijkheid inderdaad bestaat.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Proeftijdbeding
Wat was het geval? Partijen waren een arbeidsovereenkomst overeengekomen. In de arbeidsovereenkomst was een proeftijdbeding opgenomen, waardoor beide partijen binnen deze termijn van twee maanden de overeenkomst met onmiddellijke ingang konden opzeggen. De werknemer besloot uiteindelijk dat hij toch bij zijn ‘oude’ werkgever wilde blijven en nog voordat de overeenkomst was aangevangen beriep hij zich op het proeftijdbeding en heeft hij de overeenkomst opgezegd. Kennelijk was de ‘move’ van de werknemer gelegen in het naderende faillissement van de werkgever, want in verband met de opzegging werd door de curator van de inmiddels failliete werkgever een vordering ingesteld. De curator stelde zich daarbij op het standpunt dat de werknemer door niet te verschijnen de opzegtermijn van 1 maand niet in acht had genomen en daardoor schadeplichtig was.
Het artikel in de wet dat ziet op de proeftijd luidt:
“Indien een proeftijd is bedongen, is ieder der partijen, zolang die tijd niet is verstreken, bevoegd de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang op te zeggen”
Het Hof verwees in verband met dit geschil naar de wetgeschiedenis bij de totstandkoming van het artikel. Volgens het Hof zijn de woorden “zolang die tijd niet is verstreken” door de wetgever uitdrukkelijk in de tekst opgenomen om aan te geven dat de opzeggingsbevoegdheid ook geldt ten aanzien van een nog niet daadwerkelijk begonnen arbeidsovereenkomst. Daarbij overwoog het Hof dat niet gebleken is dat partijen van deze regeling wilden afwijken en dat dat ook niet uit het proeftijdbeding in de arbeidsovereenkomst blijkt. De werknemer kon zich derhalve met succes op het proeftijdbeding beroepen.
Ten aanzien van de schadeplichtigheid van de werknemer oordeelde het Hof dat de werknemer niet schadeplichtig had gehandeld jegens de failliete boedel omdat de curator daartoe onvoldoende had gesteld.
Schadeplichtigheid
Het oordeel van het Hof met betrekking tot het beroep op het proeftijdbeding wijst voor zich. De arbeidsovereenkomst zal door de opzegging met het beroep op het proeftijdbeding vrijwel altijd eindigen. Wel is een aanvullende waarschuwing op zijn plaats, omdat het beroep op het proeftijdbeding onder omstandigheden wel tot schadeplichtigheid kan leiden. In een arrest van de Hoge Raad (zie HR 10 november 2000, JAR 2000/ 249) werd bijvoorbeeld geoordeeld dat de werkgever niet als goed werkgever, althans onrechtmatig, had gehandeld door de werknemer in de proeftijd te ontslaan toen deze niet onmiddellijk akkoord ging met tewerkstelling in België terwijl dat niet bij het aangaan van de overeenkomst was overeengekomen. Andersom gelden ook voor de werknemer de eisen van goed werknemerschap (HR 12 december 2008, LJN: BG1213) waardoor ook de werknemer schadeplichtig kan zijn. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn indien de werkgever aanzienlijke kosten heeft moeten maken in verband met de aanstelling van de werknemer. Of degene die heeft opzegd schadeplichtig is, zal iedere keer opnieuw en aan de hand van de omstandigheden van het geval worden beoordeeld.
mr. Jeroen van Veen, USG Juristen