Op grond van de zogeheten thincapitalisationregeling (‘thincapregeling’) kan rente onder omstandigheden in aftrek worden beperkt bij het bepalen van de fiscale winst. Deze regeling vindt alleen toepassing als de desbetreffende vennootschap onderdeel uitmaakt van een groep. Daarbij wordt uitgegaan van het groepsbegrip uit het civiele recht (boek 2 van het Burgerlijk Wetboek).
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Belangrijke criteria daarbij zijn ‘centrale leiding’ en ‘organisatorische verbondenheid’. In een recente procedure voor de Hoge Raad meende een vennootschap dat in haar geval de thincapregeling niet van toepassing was, omdat zij geen onderdeel zou uitmaken van een groep. Daartoe voerde zij onder meer aan dat geen sprake was van organisatorische verbondenheid, nu de centrale leiding over haar in feite werd uitgeoefend door een niet verbonden vennootschap in België. Bovendien was zij van mening dat geen sprake was van een groep, omdat geen geconsolideerde balans was opgesteld. Dit was echter tevergeefs. De Hoge Raad oordeelde dat wél sprake was van een groep aangezien de aandeelhouders van de vennootschap overheersende zeggenschap hadden, ondanks dat zij niet feitelijk de centrale leiding over de vennootschap uitoefenden. Ook het feit dat geen geconsolideerde jaarrekening was opgemaakt, deed daar volgens de Hoge Raad niet aan af.
Op grond van de zogeheten thincapitalisationregeling (‘thincapregeling’) kan rente onder omstandigheden in aftrek worden beperkt bij het bepalen van de fiscale winst. Deze regeling vindt alleen toepassing als de desbetreffende vennootschap onderdeel uitmaakt van een groep. Daarbij wordt uitgegaan van het groepsbegrip uit het civiele recht (boek 2 van het Burgerlijk Wetboek). Belangrijke criteria daarbij zijn ‘centrale leiding’ en ‘organisatorische verbondenheid’. In een recente procedure voor de Hoge Raad meende een vennootschap dat in haar geval de thincapregeling niet van toepassing was, omdat zij geen onderdeel zou uitmaken van een groep. De zaak was vereenvoudigd weergegeven als volgt.
Een vennootschap vormde samen met een aantal dochtervennootschappen een fiscale eenheid en had schulden aan haar (indirecte) aandeelhouders. In 2004 was sprake van een teveel aan vreemd vermogen waardoor de aftrek van rente zou kunnen worden beperkt op basis van de thincapregeling. De centrale leiding en het bestuur over de vennootschap werden feitelijk niet uitgeoefend door haar op de Nederlandse Antillen gevestigde aandeelhouders, maar door een in België gevestigde niet verbonden vennootschap. De aandeelhouders hadden echter wel doorslaggevende zeggenschap over de vennootschap en waren daardoor wel in staat om het beleid van de vennootschap – indien gewenst – te bepalen. Bovendien was er in het betreffende jaar geen geconsolideerde jaarrekening opgesteld.
De vennootschap was van mening dat zij geen deel uitmaakte van een groep nu de centrale leiding over haar werd uitgeoefend door een niet verbonden vennootschap. Bovendien was zij van mening dat geen sprake was van een groep omdat geen geconsolideerde jaarrekening was opgesteld. Verder voerde de vennootschap nog aan dat zij en haar aandeelhouder moesten worden aangemerkt als zogeheten ‘participatiemaatschappijen’. Onder het civiele recht werden participatiemaatschappijen namelijk niet aangemerkt als groepsmaatschappij. De Hoge Raad verwierp echter elk van deze stellingen. Bepalend is of de aandeelhouder overheersende zeggenschap heeft over de leiding en het beleid van de vennootschap. Dat die leiding in dit geval feitelijk werd uitgeoefend door een niet verbonden vennootschap was niet van belang. Verder bevestigde de Hoge Raad het oordeel van de rechtbank dat het enkele feit dat een geconsolideerde jaarrekening ontbreekt nog niet impliceert dat geen sprake is van een groep in de zin van het civiele recht. Uit de uitspraak van de rechtbank maakte de Hoge Raad op dat de vennootschap en haar aandeelhouder niet konden worden aangemerkt als ‘participatiemaatschappij’. Daarom was sprake van een groep voor toepassing van de thincapregeling en werd de aftrek van de rente beperkt.
Opmerking
In een uitspraak van Hof Den Haag van 26 mei 2010 was ook de vraag aan de orde of sprake was van een groep voor toepassing van de thincapregeling. Het Hof oordeelde in die zaak dat geen sprake was van een groep. In die zaak was echter, anders dan in de hierboven genoemde zaak, geen sprake van ‘doorslaggevende zeggenschap’. De vennootschap had in die zaak twee aandeelhouders waarvan de ene 40% van de aandelen hield en de ander 60%. Feitelijk was echter komen vast te staan dat geen van beide aandeelhouders zijn wil aan de andere aandeelhouder op kon leggen. In de hierboven besproken zaak is wél sprake van doorslaggevende zeggenschap.