Er is geen beroep op vrijheid van kapitaalverkeer mogelijk (een van de VWEU-verdragsvrijheden) als in het betreffende geval sprake is van wetsontduiking. Tot dit oordeel kwam onlangs de Hoge Raad. De bestrijding van wetsontduiking behoeft geen nadere rechtvaardiging dan een vaststelling dat van een dergelijke ontduiking sprake is. In de procedure voor de Hoge Raad was sprake van enige rechtshandelingen van een groepsvennootschap die niet hadden geleid tot een wezenlijke wijziging in belang en zeggenschap binnen de groep, maar die wel ertoe konden leiden dat naar willekeur en bij herhaling aanzienlijke rentebedragen ten laste van de in Nederland belastbare winst zouden kunnen komen en welke belastingbedragen in het buitenland tegen een laag belastingtarief werden belast.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Er is geen beroep op vrijheid van kapitaalverkeer mogelijk (een van de VWEU-verdragsvrijheden) als in het betreffende geval sprake is van wetsontduiking. Tot dit oordeel kwam onlangs de Hoge Raad.
De procedure betrof een in Nederland gevestigde bv die in de jaren 1998 tot en met 2001 deel uitmaakte van een fiscale eenheid met een aantal vennootschappen. De bv exploiteerde enige in Nederland gelegen onroerende zaken. Alle aandelen in de bv werden gehouden door een tussenhoudster die in maart 1998 haar werkelijke leiding had verplaatst naar Aruba. In juli 1998 had de tussenhoudster al haar onroerende zaken verkocht aan de bv waarbij de bv de koopsom schuldig bleef. In juli 2002 ging de bv over tot certificeren van haar aandelen waardoor de fiscale eenheid (naar het toenmalige fiscale regime) per 1 januari 2002 werd verbroken. De bv liet zich in augustus 2002 inschrijven in het handelsregister van Aruba.
De bv bracht in 2002 en 2003 de rente over de schuldig gebleven koopsom ten laste van haar winst. De inspecteur weigerde echter de renteaftrek. Rechtbank Den Haag en Hof Den Haag waren het daar mee eens. Het hof was onder meer van oordeel dat het samenstel van (rechts)handelingen in de onderhavige procedure geen wezenlijke verandering had gebracht in de vermogenspositie van de tussenhoudster en dat belastingontwijking in overwegende mate het achterliggende motief was voor deze rechtshandelingen.
Het hof was onder meer van oordeel dat als een dergelijk samenstel van (rechts)handelingen in fiscaal opzicht zou worden aanvaard, dit ertoe zou leiden dat de bv naar willekeur en bij herhaling aanzienlijke bedragen als rente ten laste van de opbrengst van deze onroerende zaken zou kunnen brengen en daardoor heffing van de vennootschapsbelasting geheel of gedeeltelijk zou kunnen verijdelen. Nu in het onderhavige geval geen sprake was van een voldoende compenserende heffing over de rentebaten bij de ontvanger, kwam renteaftrek naar het oordeel van het hof dan in beginsel in strijd met doel en strekking van de wet. Het hof was op basis van de wetsgeschiedenis van oordeel dat de wetgever met de specifieke wetsbepaling die renteaftrek voor de bv beperkte, geen uitputtende opsomming van onaanvaardbare grondslagerosie heeft willen geven. Het hof verwierp ten slotte het standpunt van de bv dat de beperking van de renteaftrek wegens wetsontduiking in strijd kwam met de vrijheid van kapitaalverkeer uit het VWEU. De bv stelde daarop cassatie in bij de Hoge Raad, maar dat was vergeefs.
De Hoge Raad was van oordeel dat de uitspraak van het hof geen blijk gaf van een onjuiste rechtsopvatting en ook niet onbegrijpelijk of onvoldoende was gemotiveerd. De Hoge Raad gaf aan dat de bestrijding van wetsontduiking geen nadere rechtvaardiging behoeft dan de vaststelling dat van een dergelijke ontduiking sprake is.
De Hoge Raad was op basis van rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie van oordeel dat -als sprake is van wetsontduiking- men geen beroep kan doen op de vrijheid van kapitaalverkeer uit het VWEU. De Hoge Raad verklaarde daarop het beroep in cassatie ongegrond.