In de zaak die op 29 augustus 2012 voor de kantonrechter Amsterdam speelde, oordeelde de kantonrechter over de vraag of een erfgename recht heeft op uitkering van een aan een inmiddels overleden werknemer toegekende beëindigingsvergoeding en jubileumgratificatie.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Feiten
In verband met een reorganisatie bij werkgever was een sociaal plan tot stand gekomen waarin de gevolgen van de reorganisatie voor de boventallige werknemers waren geregeld. Nu werknemer boventallig was verklaard is op basis van het sociaal plan tussen werknemer en werkgever op 14 april 2011 een vaststellingsovereenkomst overeengekomen en getekend. In de vaststellingsovereenkomst is onder andere bepaald dat het dienstverband zou eindigen per 1 november 2011 en dat werknemer tot die tijd zou zijn vrijgesteld van werk. Daarnaast is aan werknemer een beëindigingsvergoeding toegekend van EUR 99.549,–. Op basis van het sociaal plan zou werknemer bovendien op de laatste dag van het dienstverband een jubileumgratificatie ontvangen. Nadat de vaststellingsovereenkomst was ondertekend, maar voordat het dienstverband was geëindigd, overlijdt werknemer op 11 augustus 2011. Werkgever weigert de beëindigingsvergoeding en jubileumgratificatie aan de erfgename van werknemer (de zus) te betalen.
Vordering en standpunt erfgename
De erfgename van werknemer vordert van werkgever betaling van de beëindigingsvergoeding en de jubileumgratificatie. Volgens de erfgename is er in de vaststellingsovereenkomst en het sociaal plan geen bepaling opgenomen waaruit zou blijken dat de beëindigingsvergoeding en jubileumgratificatie niet zouden worden uitgekeerd bij overlijden van werknemer. Erfgename stelt dat partijen hiertoe ook niet de bedoeling hadden. Volgens de erfgename is werknemer zijn verplichtingen nagekomen door in te stemmen met beëindiging van de arbeidsovereenkomst en is werkgever daardoor gehouden de daartegenover staande verbintenis – zijnde uitkering van de vergoeding – na te komen.
Vordering en standpunt werkgever
Werkgever stelt zich op het standpunt dat de beëindigingsvergoeding alleen diende te worden uitgekeerd wanneer de arbeidsovereenkomst zou zijn geëindigd op 1 november 2011. Nu deze van rechtswege eerder is geëindigd, zou de erfgename volgens werkgever geen vergoeding toekomen. Volgens werkgever is het sociaal plan uitdrukkelijk niet van toepassing verklaard wanneer een arbeidsovereenkomst anders eindigt dan wegens bedrijfseconomische redenen. Daarnaast stelt werkgever zich op het standpunt dat een verplichting tot uitkering van de beëindigingsvergoeding aan de erfgename niet aan de orde is omdat uitbetaling in strijd is met het doel dat de beëindigingsvergoeding dient. De bedoeling van partijen was namelijk een suppletie op de WW-uitkering of elders door werknemer te verdienen lager salaris. Hiervan is geen sprake, aldus werkgever. Daarnaast stelt werkgever nog dat erfgename niet in gezinsverband tot werknemer stond, waardoor zij niet in financiële zin afhankelijk was van werknemer. Werkgever verzoekt de kantonrechter de vaststellingsovereenkomst te ontbinden dan wel te bepalen dat werkgever aan de erfgename geen vergoeding is verschuldigd.
Kantonrechter
De kantonrechter oordeelt dat werknemer heeft voldaan aan zijn verplichting door in te stemmen met een beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst. Daartegenover staat volgens de kantonrechter de verplichting van werkgever tot uitbetaling van de beëindigingsvergoeding, ongeacht of de arbeidsovereenkomst eerder eindigt dan is beoogd. De kantonrechter stelt vast dat in de vaststellingsovereenkomst of het sociaal plan geen nadere bepaling is opgenomen waaruit zou blijken dat bij het overlijden van werknemer werkgever geen vergoeding verschuldigd is. De kantonrechter oordeelt dat partijen een rechtstoestand in het leven hebben geroepen door de vaststellingsovereenkomst met elkaar aan te gaan en dat zij zich daaraan dienen te houden. Nu onderhavige vordering volgens de wet overdraagbaar is, beslist de kantonrechter dat de erfgename recht heeft op de beëindigingsvergoeding en de jubileumgratificatie. Nakoming van de vaststellingovereenkomst is volgens de kantonrechter naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar. De vordering van werkgever wordt afgewezen.