Een non-concurrentiebeding is slechts geldig als deze schriftelijk is overeengekomen met de werknemer. Op 21 augustus 2012 heeft het gerechtshof Arnhem echter geoordeeld dat een non-concurrentiebeding niet opnieuw schriftelijk hoeft te worden overeengekomen wanneer de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd wordt omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en de overige arbeidsvoorwaarden ongewijzigd in stand blijven.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Feiten
Werkgever exploiteert een onderneming die zich bezig houdt met het uitzenden van werknemers in de technische sector en in de bouw. Op 1 november 2007 is werknemer bij werkgever in dienst getreden voor de duur van 1 jaar. Werkgever en werknemer zijn schriftelijk een non-concurrentiebeding overeengekomen.
In oktober 2008 heeft werkgever aan werknemer meegedeeld dat de arbeidsrelatie voor onbepaalde tijd zou worden voortgezet. Bij brief van 4 december 2008 ontving werknemer hiervan de bevestiging. In deze brief staat onder meer: “Middels dit schrijven bevestigen wij dat de met u gesloten arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, welke van rechtswege eindigt op 31 oktober 2008, met ingang van 1 november 2008 zal worden verlengd voor onbepaalde tijd. Alle overige bepalingen uit de arbeidsovereenkomst tussen u en werkgever (…) blijven onverminderd van kracht.”
Op 25 januari 2012 heeft werknemer zijn arbeidsovereenkomst met werkgever opgezegd per 1 maart 2012. Werknemer is per 1 maart 2012 in dienst getreden bij JSE, een uitzendorganisatie in Amsterdam.
Vordering werkgever
Werkgever vordert onder meer veroordeling van werknemer tot betaling van een bedrag ad € 40.000,- wegens schending van zijn non-concurrentiebeding.
Oordeel rechtbank
De rechtbank heeft in eerste aanleg de vordering van werkgever afgewezen, omdat naar zijn oordeel werknemer niet gebonden is aan het non-concurrentiebeding omdat bij de verlenging van de arbeidsovereenkomst niet is voldaan aan het schriftelijkheidsvereiste van artikel 7:653 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek.
Grieven van werkgever
Werkgever heeft hoger beroep ingesteld tegen het oordeel van de rechtbank. Werkgever stelt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat bij de verlenging en omzetting van de arbeidsovereenkomst van bepaalde tijd naar onbepaalde tijd noodzakelijk was dat het non-concurrentiebeding opnieuw schriftelijk werd overeengekomen. Volgens werkgever is geen sprake geweest van een nieuwe arbeidsovereenkomst, maar van een mondelinge afspraak dat de bestaande arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd – op dezelfde voorwaarden – werd voortgezet.
Oordeel gerechtshof
Het gerechtshof overweegt als volgt. De enkele omzetting van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd naar een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, waarbij de arbeidsvoorwaarden ongewijzigd blijven, houdt niet een zeer wezenlijke verandering van de arbeidsrechtelijke status of een ingrijpende wijziging in, die ertoe noopt dat het non-concurrentiebeding opnieuw schriftelijk wordt overeengekomen.
Naar aanleiding van deze overweging oordeelt het gerechtshof dat werknemer gebonden is aan het non-concurrentiebeding. Op basis van de feiten en omstandigheden van de onderhavige zaak komt het gerechtshof echter vervolgens tot de conclusie dat werknemer het non-concurrentiebeding niet heeft geschonden, zodat de vordering van werkgever (opnieuw) wordt afgewezen.