In de zaak die op 24 augustus 2012 voor de kort geding kantonrechter ’s-Gravenhage speelde had een werkgever abusievelijk het volledige brutobedrag aan achterstallig salaris aan werknemer betaald in plaats van het nettobedrag. De kantonrechter ’s-Gravenhage oordeelde dat werknemer het verschil tussen het bruto- en nettobedrag diende terug te betalen.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Bij vonnis van 19 december 2011 heeft de kantonrechter ’s-Gravenhage de werkgever veroordeeld om een bedrag van EUR 30.535,29 bruto aan werknemer te betalen wegens niet uitbetaalde overuren en opgebouwde maar niet genoten vakantiedagen. Werknemer verzocht hierop werkgever het netto-equivalent van het toegekende brutobedrag aan werknemer over te maken. In plaats van het netto-equivalent maakte werkgever het gehele bedrag over aan werknemer. Na de gedane belastingaangifte droeg werkgever eveneens de verschuldigde loonheffing over het betaalde bedrag af aan de Belastingdienst, zijnde een bedrag van EUR 14.107,30. Werkgever had het bedrag van EUR 14.107,30 dus zowel aan werknemer als aan de Belastingdienst betaald. Werkgever verzocht werknemer vervolgens om het bedrag van EUR 14.107,30 terug te betalen. Werknemer weigerde dit zodat werkgever zich gedwongen zag een nieuwe procedure te starten om het bedrag terug te vorderen. Het wordt in de uitspraak niet duidelijk wat de redenen voor de werknemer waren om de terugbetaling van het bedrag te weigeren.
De kantonrechter is van oordeel dat ervan uit mag worden gegaan dat werkgever ten onrechte althans abusievelijk het gehele bedrag in plaats van het netto-equivalent aan werknemer heeft overgemaakt. Ook staat vast dat de werkgever de met dat brutobedrag gemoeide loonheffingscomponent heeft afgedragen aan de Belastingdienst. Werkgever heeft tweemaal het bedrag betaald en dus eenmaal ten onrechte, aldus de kantonrechter. Werknemer erkent ook dat het bedrag van EUR 14.107,30 waarover hij beschikt hem niet toekomt maar moet worden afgedragen aan de Belastingdienst, die het bedrag feitelijk al van werkgever heeft ontvangen. Op grond hiervan oordeelt de kantonrechter dat in een bodemprocedure met grote mate van waarschijnlijkheid zal worden geoordeeld dat de werknemer het bedrag van EUR 14.107,30 wegens ongerechtvaardigde verrijking zal moeten terugbetalen aan werkgever. Niet valt in te zien waarom werkgever nog langer op de terugbetaling moet wachten en de kantonrechter veroordeelt werknemer tot terugbetaling van het bedrag aan werkgever.