De Centrale Raad van Beroep oordeelt in zijn uitspraak van 18 december 2012 dat het college bevoegd is appellant de verplichting op te leggen om zijn praktijk en zijn website te beëindigen op de grond dat de onderneming de arbeidsinschakeling van appellant belemmert.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Appellant ontvangt vanaf 1 december 1996 bijstand naar de norm voor een alleenstaande. Vanaf 1 maart 2002 is hij werkzaam als Chinees acupuncturist en therapeut in een praktijk aan huis en heeft hij ook een eigen website geopend. Naar aanleiding van een negatief uitgevallen onderzoek naar de ondernemingskwaliteiten heeft het college appellant in 2008 voor de keuze gesteld: praktijk staken, ten minste voor zover deze een bescheiden omvang te boven gaat, dan wel zich richten op de onderneming met de mogelijkheid een Bbz-uitkering aan te vragen. Omdat twijfel rees over de psychische gesteldheid heeft het college appellant laten onderzoekendoor een psycholoog die geen stoornis of gebrek heeft kunnen vaststellen. Een poging om appellant door middel van een re-integratietraject aan het werk te krijgen is mislukt na korte tijd door de negatieve opstelling van appellant. Het college legt bij 4 afzonderlijke besluiten maatregelen op onder meer op de grond dat appellant door zijn opstelling de inschakeling in de arbeid belemmert. In juni 2009 legt het college appellant de verplichting op de praktijk en de website per 1 september 2009 te beëindigen op de grond dat de onderneming de arbeidsinschakeling van appellant belemmert.
De vraag of het college aan artikel 55 van de WWB de bevoegdheid kan ontlenen deze verplichting op te leggen wordt bevestigend beantwoord als de werkzaamheden als zelfstandige een serieus beletsel vormen of blijken te vormen bij de daadwerkelijke arbeidsinschakeling. In dit geval heeft het college in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik kunnen maken: zo is sprake van ruime openingstijden (op afspraak) van de praktijk aan huis, naast de behandelingen van patiënten besteedt appellant veel tijd aan het up to date houden van vakkennis, het vertalen van vakliteratuur en het maken van samenvattingen voor toekomstige klanten, public relations en administratieve taken; uit de uitlatingen van appellant blijkt dat hij zijn praktijk belangrijker vindt dan(afspraken met betrekking tot) arbeidsinschakeling en hij solliciteert alleen naar part-time werk. Bovendien hebben de opgelegde maatregelen niet tot een andere opstelling geleid.
Artikel 55 WWB vormt de wettelijke basis en hier is geen sprake van een ongeoorloofde inbreuk op respect privéleven ex artikel 8 EVRM. De inbreuk is proportioneel met het doel van arbeidsinschakeling en ook aan het vereiste van subsidiariteit is voldaan omdat niet gebleken is dat het college beschikte over een ander passend, minder ingrijpend middel.