De overdracht van pensioenaanspraken die in een eigenbeheerlichaam zijn opgebouwd, en aan een andere (pensioen)vennootschap of eigenbeheerlichaam worden overgedragen en voortgezet, is een gebied vol voetangels en klemmen. Zo is onder meer van belang dat -als de pensioenverplichting tegen volledige kwijting is overgedragen aan het nieuwe eigenbeheerlichaam- het oude eigenbeheerlichaam niet meer gehouden is om een (extra) pensioendotatie te doen aan het nieuwe eigenbeheerlichaam. Gebeurt dit toch, dan kan dit onder omstandigheden ertoe leiden dat een deel van de pensioendotatie niet ten laste van de winst kan komen, zo blijkt uit een recente, feitelijke uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
De overdracht van pensioenaanspraken die in een eigenbeheerlichaam zijn opgebouwd en aan een andere (pensioen)vennootschap of eigenbeheerlichaam worden overgedragen en voortgezet, is een gebied vol voetangels en klemmen. Zo is onder meer van belang dat -als de pensioenverplichting tegen volledige kwijting is overgedragen aan het nieuwe eigenbeheerlichaam- het oude eigenbeheerlichaam niet meer gehouden is om een (extra) pensioendotatie te doen aan het nieuwe eigenbeheerlichaam. Gebeurt dit toch, dan kan dit onder omstandigheden ertoe leiden dat een deel van de pensioendotatie niet ten laste van de winst kan komen, zo blijkt uit een recente, feitelijke uitspraak van Hof Arnhem-Leeuwarden.
De procedure voor het hof was vereenvoudigd weergegeven als volgt. Een directeur-grootaandeelhouder (dga) van een bv (A BV), die middellijk 60% van de aandelen hield, bouwde in eigen beheer bij die bv zijn pensioen op. Eind 2006 werd de opbouwgrondslag van de pensioenregeling gewijzigd van eindloonstelsel naar beschikbare premieregeling. De dga bezat middellijk alle aandelen van een andere bv (B BV). Op 1 januari 2005 en op 31 december 2005 had B BV een pensioenverplichting op haar balans opgenomen ter zake van de opgebouwde pensioenaanspraken van de dga. Ook stond op de balans op beide balansdata een vordering op A BV. Eind december 2006 sloten beide bv’s een overeenkomst waarbij A BV de pensioenverplichting aan de dga overdroeg aan B BV tegen een jaarlijkse premie of jaarlijkse koopsom. Op 29 december 2006 droeg A BV de bestaande pensioenverplichting (nog gebaseerd op het eindloonstelsel) tegen schuldigerkenning over aan B BV die de pensioenregeling verder op beschikbare premiegrondslag voortzette. A BV bracht het verschil tussen de overdrachtswaarde op 29 december 2006 en de fiscale boekwaarde van de pensioenverplichting op 31 december 2005 ten laste van haar resultaat over 2006. Dat leidde tot een pensioenlast van ruim € 1,1 mln. De inspecteur weigerde voor een bedrag van € 711.613 (het verschil tussen de fiscale en commerciële waardering van de oude eindloonregeling) de aftrek van de pensioenlast, omdat naar zijn mening sprake was van een niet-aftrekbare onttrekking (d.w.z. in fiscale zin een winstuitdeling) van A BV aan de dga).
Het hof was het met de inspecteur eens. Uit diverse balansposten op de fiscale balansen van 1 januari 2005 en 31 december 2005 aangaande het pensioen van de dga, was aannemelijk geworden dat A BV al vóór 2006 de pensioenverplichting had overgedragen aan B BV. Daarbij was volledige kwijting tussen de beide bv’s en tussen de dga en A BV overeengekomen. Daardoor was A BV niet gehouden om uit hoofde van de (oude) pensioenregeling in 2006 een extra pensioendotatie te doen aan B BV.
Verder was het vermogen van B BV onvoldoende om de aan haar overgedragen (oude) pensioenverplichting te dekken. Door de onverplichte pensioendotatie in 2006 van A BV aan B BV was de dekkingsgraad van de pensioenaanspraak bij B BV gestegen. De reële waarde van de pensioenaanspraak was toegenomen met het bedrag van de pensioendotatie. De dga was daardoor in zijn hoedanigheid als aandeelhouder van B BV bevoordeeld. Het hof vond het aannemelijk dat zowel B BV als de dga zich van de bevoordeling bewust moesten zijn geweest. Hieraan verbond het hof de gevolgtrekking, dat voor A BV de pensioenlast tot het bedrag van € 711.613 een niet-aftrekbare onttrekking vormde.