In 2003 is een wijziging van het Wetboek van Strafvordering in werking getreden waarbij is voorzien in een herzieningsgrond in het strafprocesrecht voor de gevallen waarin het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) een schending van het EVRM heeft geconstateerd. Diverse partijen uit de Tweede Kamer hebben de vraag gesteld waarom de voorgestelde herzieningsregeling alleen betrekking had op het strafprocesrecht en in hoeverre een dergelijke herzieningsgrond ook voor het civieleproces- en/of bestuursprocesrecht wenselijk is.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
De onderstaande brief aan de Tweede kamer concludeert dat aanpassing van het civiele recht in deze zin een aantal bezwaren kent met name aangezien de positie van derden in het geding is. De invoering van een regeling waarbij een uitspraak van het EHRM een herroepingsgrond op zou leveren, zou ertoe leiden dat partijen en eventuele derden tot het moment dat de rechter de uitspraak al dan niet herroept, in rechtsonzekerheid zouden verkeren.
Wat het bestuursrecht betreft wordt erop gewezen dat art. 4:6 Awb aan bestuursorganen doorgaans reeds de mogelijkheid biedt (al dan niet in combinatie met schadevergoeding of bestuurscompensatie) uitspraken van het HvJEG en het EHRM volledig te verwerken.
Herroeping van civiele beslissingen en herziening van bestuursrechtelijke besluiten en uitspraken na uitspraken van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens of het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschap, Ministerie van Justitie
Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, Europees Hof voor de Rechten van de Mens