Gemeenten mogen voorzieningen vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) niet weigeren op grond van het inkomen of vermogen van de aanvrager. Dat blijkt uit drie uitspraken die de Centrale Raad van Beroep gisteren heeft gedaan.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Een vrouw die bij haar dochter is gaan wonen omdat ze verzorging nodig heeft, kreeg van de gemeente te horen dat zij de kosten van de huishoudelijke hulp zelf kan dragen. Ze heeft een vermogen van 50.000 euro en kan de kosten van levensonderhoud delen met haar dochter, redeneerde de gemeente. Een andere gemeente weigerde een traplift omdat de aanvrager een inkomen van 27.000 en een vermogen van 270.000 euro had. Een derde zaak was aangespannen door een echtpaar dat niet werd toegelaten tot de Regiotaxi.
Ondersteuning
Gemeenten mogen rekening houden met de eigen verantwoordelijkheid van de burger als ze moeten beoordelen of zij hun eigen ondersteuning kunnen organiseren. Heeft iemand bijvoorbeeld verzekeringsgeld ontvangen na een ongeluk waardoor hij hulpbehoevend is geworden of had hij al speciale voorzieningen in een huis dat hij heeft verkocht, dan mag dat meegewogen worden.
Dat betekent echter niet dat de gemeente een individuele Wmo-voorziening mag weigeren op grond van het inkomen of vermogen van de aanvrager. Dat doorkruist de wettelijke eigenbijdrageregeling, die op grond van de Wmo is getroffen. Gemeenten zouden op die manier inkomensbeleid kunnen voeren, wat de centrale wetgever niet wil. Bovendien frustreert zo’n eigen beleid de wettelijk regeling die opeenstapeling van eigen bijdragen op grond van de Wmo en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) tegengaat.
ECLI:NL:CRVB:2013:2390, ECLI:NL:CRVB:2013:2394, ECLI:NL:CRVB:2013:2395.