De Centrale Raad van Beroep oordeelt in zijn uitspraak van 16 januari 2014 dat het inzetten van een mystery guest geoorloofd was.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Op 17 mei 2011 is de detachering van appellant bij [naam B.V. 1] met onmiddellijke ingang beëindigd wegens een melding van een integriteitsschending door appellant. Bij brief van 15 juni 2011 is aan het Bureau Integriteit van de gemeente Amsterdam (BIA) advies gevraagd over het voornemen appellant disciplinair te straffen met voorwaardelijk ontslag. Appellant wordt verweten dat hij voor een bezoekster van het parkeerterrein [naam parkeerterrein] (die achteraf een mystery guest, werkzaam bij [naam B.V. 2], bleek te zijn) de slagboom handmatig heeft geopend en dat hij daarvoor een bedrag van € 8,- van de bezoekster heeft ontvangen. Dit bedrag heeft appellant niet afgedragen en hij heeft niet gemeld dat dit incident heeft plaatsgevonden. Het BIA heeft, op grond van de ernst van de integriteitsschending en de omstandigheden, geadviseerd om appellant – in afwijking van het voornemen – te straffen met onvoorwaardelijk ontslag.
Appellant heeft betoogd dat de uitkomsten van het onderzoek niet tegen hem mochten worden gebruikt, omdat het inzetten van een mystery guest ongeoorloofd was nu er geen concrete verdenking tegen appellant was en omdat met een minder ingrijpend onderzoeksmiddel had kunnen worden volstaan. De Raad volgt appellant niet in dit betoog en acht de gekozen onderzoeksmethode toelaatbaar.
Met de rechtbank acht de Raad de opgelegde straf van onvoorwaardelijk ontslag niet onevenredig aan aard en ernst van dit plichtsverzuim. Terecht is daarbij in aanmerking genomen dat betrokkene niet alleen tegen de voorschriften in de slagboom voor een te laag bedrag heeft geopend, maar bovendien dat geld heeft achtergehouden en zichzelf daarmee heeft bevoordeeld. Dat het slechts om een bedrag van € 8,- ging, wat aanvankelijk reden was voor het voornemen om met voorwaardelijk ontslag te volstaan, acht de Raad voor de straftoemeting niet van belang. Van een ambtenaar die mede verantwoordelijk is voor kasbeheer mag immers, zoals het BIA in zijn advies heeft opgemerkt, betrouwbaarheid en een strikte naleving worden verwacht. Bovendien was appellant een gewaarschuwd man, omdat [naam B.V. 1] reeds meerdere malen had kenbaar gemaakt dat frauduleuze handelingen tot strafontslag zouden kunnen leiden. Dat bij de bestraffing sprake zou zijn van ongelijke behandeling tussen gedetacheerden, zoals appellant, en het eigen personeel van [naam B.V. 1], in die zin dat [naam B.V. 1]-personeel lichter zou zijn bestraft voor dit plichtsverzuim, is door appellant niet aannemelijk gemaakt. De vertegenwoordigers van het college hebben dit ter zitting met stelligheid tegengesproken. Het college wordt hierin gevolgd. Hetgeen appellant naar voren heeft gebracht over de lange duur van zijn dienstverband, zijn leeftijd en zijn goede staat van dienst doet onvoldoende af aan de ernst van het plichtsverzuim om tot een minder zware straf te concluderen.