De Centrale Raad van Beroep oordeelt in zijn uitspraak van 6 februari 2014 dat van een herplaatsingsonderzoek slechts kan worden afgezien als het verrichten van arbeid wegens de gezondheid van een betrokkene als louter hypothetisch moet worden beschouwd.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Ingevolge artikel 94, derde lid, aanhef en onder c, van het Barp kan een ontslag op grond van ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid wegens ziekte slechts plaatsvinden indien na een zorgvuldig onderzoek is gebleken dat binnen het gezagsbereik van het bevoegd gezag of bij een andere werkgever geen passende arbeid voorhanden is. Het is vaste rechtspraak van de Raad (zie onder meer de uitspraak van 22 november 2007, ECLI:NL:CRVB:2007:BB8640) dat, mede gezien de diep ingrijpende gevolgen die een ontslag in verband met ongeschiktheid voor de betrokkene met zich brengt, een dergelijke bepaling door het desbetreffende bestuursorgaan nauwgezet in acht dient te worden genomen. Van een herplaatsingsonderzoek kan slechts worden afgezien als het verrichten van arbeid wegens de gezondheid van een betrokkene als louter hypothetisch moet worden beschouwd.
De rechtbank heeft terecht en op juiste gronden geoordeeld dat het verrichten van arbeid hier niet louter hypothetisch is. Het feit dat de arbeidsdeskundige van het Uwv in zijn rapport van 12 januari 2010 heeft vastgesteld dat er, gelet op de zeer forse psychische en fysieke beperkingen en de urenbeperking (zestien uur), geen theoretische verdiencapaciteit aanwezig is, leidt, anders dan de korpschef heeft betoogd, niet tot een ander oordeel. Deze vaststelling van de arbeidsdeskundige laat immers de mogelijkheid onverlet dat binnen het gezagsbereik van de korpschef een functie voorhanden is die voor betrokkene passend kan worden gemaakt; de korpschef dient serieus te onderzoeken of zo’n functie aanwezig is. De korpschef heeft een dergelijk onderzoek niet uitgevoerd.
ECLI:NL:CRVB:2014:355