De Centrale Raad van Beroep oordeelt in zijn uitspraak van 17 september 2014 dat zolang er nog twijfel bestaat over de vraag of betrokkene recht heeft op bezoldiging er terecht geweigerd is om betrokkene een voorschot op een ZW-uitkering te verstrekken.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Niet in geschil is dat betrokkene en zijn werkgever (ook nog ten tijde van de zitting in hoger beroep) verdeeld zijn over het voortbestaan van de aanstelling van betrokkene na 21 januari 2013 en daarmee ook over de daaruit voor de werkgever voortvloeiende loonverplichtingen. Betrokkene heeft het ontslag immers aangevochten en deze procedure is nog niet tot een einde gekomen. Niet is uit te sluiten dat betrokkene op grond van artikel 76a, eerste lid, van de ZW met ingang van genoemde datum alsnog recht heeft op bezoldiging.
Nu er nog twijfel bestaat over de vraag of betrokkene recht heeft op bezoldiging, heeft appellant met toepassing van artikel 47a, tweede lid, van de ZW terecht geweigerd om betrokkene een voorschot op een ZW-uitkering te verstrekken. Voor een andere uitleg van dit artikellid in een ambtelijke situatie, dan al is gegeven voor de privaatrechtelijke situatie, ECLI:NL:CRVB:2004:AO8668, bieden de tekst noch de wetgeschiedenis aanknopingspunten. In tegendeel, in dit artikellid wordt de loondoorbetalingsverplichting, zoals deze is geregeld in artikel 7:629 van het BW voor een privaatrechtelijke dienstbetrekking, op één lijn gesteld met het recht op bezoldiging op grond van artikel 76a, eerste lid, van de ZW in de ambtelijke situatie. Ook de wetgeschiedenis is duidelijk en maakt geen onderscheid tussen beide situaties: er bestaat geen recht op een voorschot zolang er twijfel is over de vraag of een betrokkene recht heeft op loon.
De omstandigheid dat in ambtenarenrechtelijke procedures bezwaar en beroep de werking van het besluit waartegen het rechtsmiddel is gericht niet schorsen, en bijgevolg werkgever hangende die procedures niet was gehouden om betrokkene zijn bezoldiging te betalen, laat onverlet dat, zolang die procedures lopen, onzekerheid bestaat over de vraag of betrokkene recht heeft op betaling van zijn bezoldiging. Dat dit ertoe kan leiden dat betrokkene op enig moment in een situatie komt te verkeren dat hij niet meer de beschikking heeft over voldoende middelen van bestaan en aangewezen is op een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand, is een gevolg van deze door de wetgever gemaakte keuze.
ECLI:NL:CRVB:2014:3051