De Staat moet vakantiedagen vergoeden die arbeidsongeschikte werknemers zijn misgelopen doordat de wet voor 1 januari 2012 niet was aangepast aan de Europese Arbeidstijdenrichtlijn. Dat heeft de Hoge Raad op 18 september jl. bepaald. De Staat dreigt bedolven te worden onder de schadeclaims.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Vakantiewetgeving vóór 2012
Vóór 1 januari 2012 was de vakantiewetgeving zo geregeld dat een arbeidsongeschikte werknemer alleen vakantiedagen opbouwde gedurende de laatste zes maanden van zijn arbeidsongeschiktheid. Werd een werknemer na langdurige arbeidsongeschiktheid ontslagen dan kreeg hij dus alleen vakantiedagen uitbetaald over het laatste half jaar van zijn arbeidsongeschiktheid. Daardoor bouwden arbeidsongeschikte minder vakantiedagen op dan arbeidsgeschikte werknemers. De benadeling was het grootst bij werknemers van wie arbeidsovereenkomsten na twee jaar arbeidsongeschiktheid werden beëindigd. Deze werknemer bouwde namelijk slechts vakantiedagen op over de laatste zes maanden in plaats van de volle twee jaar. Bij een fulltime dienstverband betekende dit een benadeling van 30 (!) wettelijke vakantiedagen ten opzichte van de arbeidsgeschikte werknemer.
Europese Arbeidstijdenrichtlijn en Schultz-Hoff
Met deze beperkte opbouw van vakantiedagen voor arbeidsongeschikte werknemers was Nederland een buitenbeentje in de Europese Unie. De Europese Arbeidstijdenrichtlijn geeft werknemers een onvoorwaardelijke aanspraak op vakantiedagen over de gehele periode dat zij in dienst zijn. Gelet op het doel van deze richtlijn gaat het hier om een sociaal recht dat rechtstreeks aan alle werknemers is toegekend als een ter bescherming van hun veiligheid en hun gezondheid noodzakelijk minimumvoorschrift.
De vakantiewetgeving van Nederland was aldus in strijd met de richtlijn. Dit was ook het oordeel van het Europese Hof van Justitie in 2009 in het arrest Schultz-Hoff. In dit arrest heeft het Europese Hof van Justitie geoordeeld dat uit de Europese Arbeidstijdenrichtlijn volgt dat werknemers een onvoorwaardelijke aanspraak hebben op vakantiedagen over de gehele periode dat zij in dienst zijn, ongeacht hun gezondheidstoestand. Om een onderscheid te maken tussen arbeidsgeschikte en arbeidsongeschikte werknemers is dan ook niet toegestaan.
Aanpassing vakantiewetgeving
Het arrest Schultz-Hoff heeft geleid tot aanpassing van de vakantiewetgeving per 1 januari 2012. De bepaling dat de arbeidsongeschikte werknemer slechts vakantiedagen opbouwde gedurende de laatste zes maanden van zijn arbeidsongeschiktheid is geschrapt. In plaats daarvan is artikel 7:640a BW ingevoerd. Op grond van deze bepaling geldt voor het opnemen van vakantiedagen een vervaltermijn van zes maanden na de laatste dag van het kalenderjaar waarin de aanspraak is verworven, tenzij de werknemer tot aan dat tijdstip redelijkerwijs niet in staat is geweest om vakantiedagen op te nemen. Een voorbeeld daarvan is in geval van arbeidsongeschiktheid. Zodoende bouwen ook arbeidsongeschikte werknemers volledig vakantiedagen op. Daarmee heeft de wetgever de Nederlandse vakantiewetgeving vanaf 1 januari 2012 alsnog in overeenstemming gebracht met de uitleg die het Europese Hof van Justitie heeft gegeven aan de Europese Arbeidstijdenrichtlijn.
Schade door niet-tijdige implementatie richtlijn
Twee werknemers, een schoonmaker en een werknemer van een transportbedrijf, procederen al sinds 2011 over de tot 1 januari 2012 afwijkende vakantiewetgeving in ons land. Zij stellen dat ze door de oude regeling veel geld zijn misgelopen doordat ze bij ontslag na langdurige arbeidsongeschiktheid te weinig vakantiedagen uitbetaald kregen. Ze willen dan ook schadevergoeding voor die dagen. Ze verwijten de Staat dat de wet eerder had moeten zijn aangepast aan de richtlijn.
Al in 2009 heeft het Europese Hof van Justitie in het arrest Schultz-Hoff bepaald dat de Nederlandse wetgeving niet in lijn was met de Europese Richtlijn nu voor de opbouw van vakantiedagen ten onrechte het onderscheid werd gemaakt in arbeidsgeschikte en arbeidsongeschikte werknemers. Toch heeft het tot 1 januari 2012 geduurd eer de wetgeving daarop is aangepast. Doordat de richtlijn niet tijdig is geïmplementeerd stellen de werknemers schade te hebben geleden bestaande uit niet uitbetaalde doch op grond van de richtlijn wel opgebouwde vakantiedagen.
Gewone aansprakelijkheidsregels van toepassing op te late implementatie richtlijn
Eerst de kantonrechter en vervolgens het hof heeft deze schadevergoedingen toegewezen, waarna de Staat tegen de uitspraak van het hof in cassatie is gegaan. De Hoge Raad heeft op 18 september 2015 het cassatieberoep van de Staat tegen de beslissing van het hof echter verworpen.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat op de aansprakelijkheid van de Staat voor de late uitvoering van Europese richtlijnen de gewone Nederlandse aansprakelijkheidsregels van toepassing zijn. Het uitvaardigen en handhaven van een met hogere regelgeving strijdige regeling levert een onrechtmatige daad op. Bovendien staat met het uitvaardigen en handhaven van een dergelijke regeling de schuld in beginsel vast. Tot slot is het causaal verband tussen het niet tijdig implementeren van de richtlijn en het door de werknemers gestelde mislopen van vakantiedagen aannemelijk.
Aldus heeft de Hoge Raad geoordeeld dat gelet op het arrest Schultz-Hoff de wet al in 2009 aangepast had moeten zijn aan de richtlijn. De Staat is dan ook aansprakelijk voor de niet-tijdige implementatie en verplicht tot vergoeding van de vakantiedagen die de arbeidsongeschikte werknemers hierdoor zijn misgelopen.
Conclusie
De uitspraak van de Hoge Raad heeft waarschijnlijk grote (financiële) gevolgen voor de Staat. Amper een week na de uitspraak zijn bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ongeveer 1300 schadeclaims ingediend door werknemers die na langdurige arbeidsongeschiktheid zijn ontslagen en (vele) vakantiedagen hebben misgelopen. Deze claims worden in behandeling genomen en binnen een maand zal het ministerie bekendmaken hoe de claims worden afgehandeld.
mr. Joost Schunselaar, AKD[/b]