De Eerste Kamer vraagt de SER advies over een wetsvoorstel (28 167) tot wijziging van de wettelijke regeling van het concurrentiebeding. Een concurrentiebeding is een beding waarbij de werknemer wordt beperkt in zijn vrijheid om na het einde van de arbeidsovereenkomst op een bepaalde wijze werkzaam te zijn. Volgens het wetsvoorstel is een dergelijk beding alleen geldig als de werkgever zich heeft verplicht een billijke vergoeding te betalen voor iedere maand dat de beperking duurt. Een beding waarbij de werkgever de werknemer verbiedt om na het einde van de arbeidsovereenkomst de klanten van de werkgever te benaderen (relatiebeding) valt volgens het wetsvoorstel niet onder de regeling van het concurrentiebeding.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
De Eerste Kamer verzoekt de SER advies uit te brengen over het wetsvoorstel en daarbij vooral aandacht te besteden aan de balans tussen enerzijds flexibiliteit in arbeidsrelaties en mobiliteit van de arbeid en anderzijds stabiliteit en rechtszekerheid voor werkgever en werknemer. In het bijzonder vraagt de Kamer aandacht voor een viertal onderwerpen:
- de positie van uitzendkrachten in het licht van het vaak voorkomende beding dat de uitzendkracht na afloop van de uitzendperiode niet in dienst treedt bij de inlener;
- de bescherming van de (uitzend-)werkgever in het licht van door hem gedane investeringen in de (employability van) de werknemer en de via de werknemer onderhouden relatie met opdrachtgever of klant.
- de vraag of de regeling voor het relatiebeding redelijk en evenwichtig is in het licht van de bovengenoemde balans;
- een mogelijke koppeling van een procedure over het concurrentiebeding met een procedure tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst (artikel 7:685 BW).