De Centrale Raad van Beroep oordeelt in zijn uitspraak van 9 december 2016 dat artikel 7a, eerste lid, van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi) niet de bedoeling van de wetgever weergaf.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
De Raad beoordeelt of artikel 7a, eerste lid, van de Waadi – zoals dat luidde ten tijde hier in geding – in overeenstemming is met het lex certa-beginsel, dat onder meer besloten ligt in artikel 5:4, eerste lid, van de Awb en artikel 7, eerste lid, van het EVRM.
Het lex certa-beginsel verlangt van de wetgever dat hij met het oog op de rechtszekerheid op een zo duidelijk mogelijke wijze een verboden gedraging omschrijft. Een burger of onderneming moet kunnen weten ter zake van welke gedragingen hij kan worden gestraft. De wetgever moet soms met een zekere vaagheid, bestaande uit het gebruik van algemene termen, verboden gedragingen omschrijven (ECLI:NL:HR:2000:AA7954 en ECLI:NL:RVS:2010:BL7836). Indien het wettelijk voorschrift een ‘vage norm’ bevat dient bij de beantwoording van de vraag of de rechtsnorm voldoende bepaald is ook de wetsgeschiedenis of, zo nodig, de uitleg die de rechter aan die ‘vage norm’ heeft gegeven in aanmerking te worden genomen (ECLI:NL:XX:2011:BT2901 inzake Het Financieele Dagblad / Nederland en EHRM 25 mei 1993, nr. 14307/88 inzake Kokkinakis / Griekenland). Ook indien zo’n wettelijk voorschrift een kennelijke misslag bevat is het aangewezen om aan de hand van de wetsgeschiedenis te bezien wat de bedoeling van de wetgever met het wettelijk voorschrift is geweest (o.a. ECLI:NL:HR:2005:AT7546 en ECLI:NL:HR:2006:AV1141). Anders dan door appellant betoogd kan – met het oog op de rechtszekerheid – niet in zijn algemeenheid worden aanvaard dat bij de beantwoording van de vraag of aan het lex certa-beginsel is voldaan altijd, naast de wettekst, de wetsgeschiedenis in ogenschouw moet worden genomen.
Artikel 7a, eerste lid, van de Waadi bevatte geen ‘vage norm’. Evenmin was sprake van een kennelijke misslag. Betrokkenen hebben op grond van de eerste zinsnede van die bepaling kunnen menen dat zij artikel 7a, eerste lid, van de Waadi niet overtraden omdat zij ten tijde hier in geding stonden ingeschreven in het handelsregister als bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet. Ook de wetgever is, blijkens artikel XIII van de Verzamelwet SZW 2015 en de MvT bij die bepaling, tot het inzicht gekomen dat artikel 7a, eerste lid, van de Waadi niet de bedoeling van de wetgever weergaf. Dit betekent dat appellant, gelet op artikel 5:4, eerste lid, van de Awb, niet bevoegd was om betrokkenen een boete op te leggen.
De Centrale Raad van Beroep is de hoogste rechter op het gebied van het sociale bestuursrecht, het ambtenarenrecht en delen van het pensioenrecht.
Dit is een nieuwsbericht op basis van de genoemde uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. Bij verschil tussen dit nieuwsbericht en de volledige uitspraak is laatstgenoemde beslissend.