De Centrale Raad van Beroep oordeelt in zijn uitspraak van 6 september 2017 dat de beoordeling van de aanvraag moet plaatsvinden aan de hand van de Wajong 2010 en er geen ruimte is voor de beoordeling op grond van Hoofdstuk 1A van de Wajong 2015.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Vooropgesteld wordt dat volgens de geschiedenis van totstandkoming van de Invoeringswet Wet werken naar vermogen de wetgever met de Wajong 2015 beoogd heeft de toegang tot de Wajong 2015 te beperken tot jonggehandicapten die duurzaam niet over arbeidsvermogen beschikken. Hoofdstuk 1A van de Wajong 2015 regelt dat een Wajong-uitkering alleen kan worden toegekend aan mensen die duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben. In de Wajong 2010 is geen nieuwe instroom meer mogelijk. Mensen die wel arbeidsmogelijkheden hebben of die kunnen ontwikkelen, komen in de Wet werken naar vermogen en vallen onder de verantwoordelijkheid van de gemeenten.
Volgens de toelichting bij de vierde nota van wijzing van 6 december 2013 bij de Invoeringswet Wet werken naar vermogen wordt in het voorgestelde vierde lid van artikel 2:15 geregeld tot welk moment nog instroom mogelijk is in de Wajong 2010. Bepaald wordt dat een recht op arbeidsondersteuning niet ontstaat, indien dit zou ingaan op of na de dag van inwerkingtreding van de Invoeringswet Participatiewet. Bij inwerkingtreding van de Invoeringswet Participatiewet op 1 januari 2015 betekent dit voor betrokkenen met participatiemogelijkheden, gezien het tweede lid van artikel 2:15, dat zij hun aanvraag uiterlijk op 10 september 2014 moeten hebben ingediend. Voor betrokkenen die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn, kan op grond van het derde lid, onderdeel a, van de Wajong 2010, nog een recht op arbeidsondersteuning ontstaan, indien de aanvraag uiterlijk op 31 december 2014 is ingediend.
Dit betekent voor een aanvraag als hier aan de orde, te weten: ingediend na 10 september 2014 maar vóór 1 januari 2015, dat slechts recht op arbeids- of inkomensondersteuning op grond van de Wajong 2010 kan ontstaan, als de betrokkene is aan te merken als volledig en duurzaam arbeidsongeschikt in de zin van artikel 2:4, eerste lid, van de Wajong 2010. Als hiervan geen sprake is, kan de betrokkene voor arbeidsinschakeling en uitkering een beroep doen op de gemeente. Gelet op de hierboven weergegeven toelichting in de vierde nota van wijziging van 6 december 2013 is sprake van een bewuste keuze van de wetgever en niet, zoals ter zitting is aangevoerd, van een leemte in de wetgeving. Met het bestreden besluit is het Uwv gebleven binnen het door de wetgever geschetste kader met betrekking tot aanvragen, die gedaan zijn in de periode na 10 september 2014 en vóór 1 januari 2015.