Iedere dag twintig kilometer op de hometrainer fietsen, bloed en urinewaarden worden dagelijks gemeld. Roken en alcohol zijn verboden. Sensoren in de toiletten melden verdachten stoffen en een chip in de onderhuid houdt alle overige gegevens nauwlettend in de gaten. Kortom: preventie en controle zijn sleutelwoorden binnen De Methode in Corpus Delicti. Want een mens die niet streeft naar gezondheid, wordt niet ziek, hij is het al.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
In Juli Zeh’s Corpus Delicti staat een staatsideologie van totale gezondheid centraal. Zoals in elke dictatuur bestaat er geen persoonlijke vrijheid meer, wordt kritiek niet geduld en worden tegenstanders genadeloos vervolgd. Ook wel: gezondheid als machtsmiddel van de overheid. Grote kans dat het in onze toekomst steeds vaker wordt gebruikt. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR), een belangrijk onafhankelijk adviesorgaan van de regering, pleit al jaren voor een rem op ongezond voedsel (zout, vet, suiker).[1] De alcoholleeftijd omhoog, plaatjes op sigarettenpakjes; beter voor de gezondheid. De overheid stuurt, grijpt in, verbiedt, gebiedt en motiveert. Gaat dit ten koste van onze individuele vrijheid? En tot hoever is dit legitiem?
De vraag in hoeverre inperking van onze vrijheid ten dienste van de algemene volksgezondheid legitiem is, brengt ons tot het volgende dilemma. Enerzijds de vrijheid en de verantwoordelijkheid om eigen ‘ongezonde’ keuzes te maken en anderzijds een overheid die toeziet op een ‘gezonde’ samenleving. Vrijheid versus gezondheid. Hoe verhouden deze twee begrippen zich precies tot elkaar? Een antwoord hierop is niet eenvoudig te vinden. Het houdt de filosofie al heel wat eeuwen zoet en zoals bij veel ethische en maatschappelijke kwesties, is er een groot grijs gebied.
Het schadebeginsel
Het meest concrete antwoord hierop, komt misschien nog wel van John Stuart Mill. Mill riep het schadebeginsel in het leven. Volgens Mill mag de overheid alleen in iemands vrijheid ingrijpen om te voorkomen dat anderen schade wordt berokkend.[2] Mill stelt met het schadebeginsel een principiële grens aan de wetgever. Het verbod op roken in cafés is een overheidsmaatregel die hierbij aansluit.
Het sociaal contract
De basis van het overhevelen van vrijheden in ruil voor veiligheid en in dit geval gezondheid, is gelegen in het sociaal contract. Het gaat hierbij om een denkbeeldige overeenkomst die individuen van een samenleving óf met de overheid hebben afgesloten, of met elkaar. In het ‘contract’ is afgesproken wie de macht heeft en wat deze macht inhoudt. De invulling van het sociaal contract verschilt per contractdenker. Achtereenvolgens worden Hobbes, Locke en Rawls behandeld.
Bij Thomas Hobbes staat de onbeperkte macht van de soeverein centraal. Het draait allemaal om orde, stabiliteit en vrede. Als de soeverein een bepaalde manier van leven voorschrijft, dan is die geboden. Niet omdat het de juiste manier zou zijn, maar omdat vrede alleen bereikbaar is langs de weg van gehoorzaamheid.[3] Inhoudelijk is het recht aan geen enkele waarde gebonden: wat de soeverein gebiedt is recht, ongeacht zijn inhoud. Hobbes schetst hiermee een uiterste welke veel overeenkomt met de samenleving uit Corpus Delicti.
Het sociaal contract van John Locke kent twee partijen: enerzijds de vrije en gelijke burgers en anderzijds de overheid. Ook bij Locke berust de staat op een overeenkomst gericht op het ondervangen van de bezwaren van de anarchie. Maar bij die overeenkomst dragen mensen niet al hun rechten over; integendeel, het is juist de essentie van de overeenkomst de oorspronkelijke en onvervreemdbare rechten op leven, vrijheid en eigendom te waarborgen. Zodra een regering zelf stelselmatig die rechten schendt, pleegt zij in feite contractbreuk.[4] Lichamelijke integriteit en zelfbehoud zijn dan ook de kernwoorden van Locke.
John Rawls komt in zijn A Theory of Justice met de rechtvaardigingsmethode. Deze methode is een sociaal experiment voor een opnieuw in te richten samenleving.[5] De sluier van onwetendheid behelst dat iedere burger onwetend is over zijn persoonlijkheid en de positie die hij of zij zal hebben in de te ontwerpen samenleving. Niemand heeft kennis over zijn of haar situatie: we weten niets over onze positie, geslacht, geloof, maar ook niet over onze gezondheid. Door de onwetendheid word je gedwongen ‘onpartijdig’ te zijn, domweg omdat je niet weet of je tot een minderheid behoort. Gevolg is dat mensen zo veel mogelijk autonomie willen behouden.
Dat brengt ons bij het volgende punt; want waar staan we nu? Op wat voor manier kan de huidige relatie tussen de overheid en de burger beschreven worden op het gebied van gezondheid?
December 2015 stemde de ministerraad in met de Landelijke nota gezondheidsbeleid 2016-2019. In de nota wordt beschreven dat wordt ingezet op het blijven bevorderen van de gezondheid van mensen waarbij preventie, gezondheidsbescherming, het verminderen van gezondheidsverschillen en een integrale aanpak centraal staan. De overheid is terughoudend met het toepassen van ‘maatregelen’ en richt zich vooral op preventie. Derhalve legt de overheid veel de nadruk op eigen verantwoordelijkheid en keuzevrijheid van burgers, zo stelt ook de WRR in zijn rapport ‘Met kennis van gedrag beleid maken’ (2014). De verzorgingsstaat lijkt al jaren geleden te zijn omgevormd tot een participatiestaat. En dat betekent meer verantwoordelijkheid voor de burger, en dus ook grotere risico’s voor hen. En risico’s voor de burgers, zijn risico’s voor de staat, zo concludeert de WRR.
De WRR beschrijft in zijn rapport enerzijds het huidige liberaal deontologische beleid van de regering. Mensen zijn volgens dit beleid zelf verantwoordelijk voor hun eigen keuzes. Anderzijds waarschuwt de WRR voor de negatieve gevolgen van deze vrijheid. Hiermee neigt de WRR naar het utilisme: het grootste geluk voor het grootst aantal mensen. Dat dit ten koste gaat van individuele keuze vrijheid, lijkt ondergeschikt. De overheid moet dan ook, volgens de WRR, meer rekening houden met het feit dat de burgers niet altijd de juiste beslissingen nemen.[6] Zij pleiten ervoor dat gedragswetenschappers voortaan standaard worden betrokken bij het ontwikkelen van nieuwe beleidsmaatregelen. Hiermee doelt de WRR op ‘nudging’. Maar, hoe groot mag de rol van deze gedragswetenschappers dan zijn? Hoe ver mag de overheid mensen sturen bij het maken van keuzes met betrekking tot gezondheid? Vrijheid versus gezondheid.
Het Centrum voor Ethiek en Gezondheid (CEG) heeft in het rapport ‘Leefstijlbeïnvloeding: tussen betuttelen en verwaarlozen’[7] geprobeerd hier een antwoord op te geven. In het rapport worden allereerst twee uitersten besproken en wordt vervolgens een middenweg beschreven. De middenweg geeft wat mij betreft het beste antwoord op de vraag hoe ver de overheid mensen mag sturen bij het maken van keuzes met betrekking tot gezondheid. Bij deze middenweg wordt als uitgangspunt genomen dat ook wanneer leefstijlbeïnvloeding tot gezondheidswinst leidt, deze alleen onder bepaalde voorwaarden acceptabel is. Zo moet allereerst rekening worden gehouden met het schadebeginsel en spelen daarnaast externe factoren een rol (bijvoorbeeld bij kinderen en verslaafden). Ten derde wordt beschreven dat als de autonomie of vrijheid niet al te sterk wordt bedreigd, leefstijlbeïnvloeding acceptabel kan zijn.
Nudging dus, waar de WRR in haar rapport ‘Met kennis van gedrag beleid maken’ reeds op doelde. De term ‘nudge’ werd in 2008 geïntroduceerd door Richard H. Thaler en Cass R. Sunstein. Zij vertaalden in hun boek ‘Nudge: Improving Decisions About Health, Wealth, and Happiness’ (2008) klassieke marketingtechnieken en inzichten uit de gedragseconomie naar de publieke sector. Winkels, marketeers en bedrijven maken hier al veel langer gebruik van, maar de gedachte dat ook een democratische overheid zou moeten inspelen op de onbewuste denkprocessen van de burgers, is relatief nieuw.
Volgens Thaler en Sunstein is nudging een goede aanvulling op de drie traditionele instrumenten van gedragsbeïnvloeding: wetgeving, voorlichting en financiële prikkels. Daar waar wetgeving dwingend of te paternalistisch kan zijn, is een goede nudge doeltreffend en gaat het uiteindelijk uit van keuzevrijheid. Volgens tegenstanders is het echter niet aan de staat om voor ons te bepalen wat ‘het goede leven is’. Dit is volgens hen een onacceptabele inbreuk op de keuzevrijheid van het individu, die bovendien op een listige en ontransparante manier plaatsvindt.[8]
De Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) is in zijn advies ‘De verleiding weerstaan: Grenzen aan beïnvloeding van gedrag door de overheid’ ook kritisch tegenover nudgen. Volgens de RMO moet nudging bedoeld zijn om de autonomie van burgers te versterken. De RMO stelt dan ook een aantal strenge voorwaarden aan nudging. Zo moet de overheid bij omstreden beleidsonderwerpen terughoudender zijn: zorgen voor een democratische meerderheid, een open politiek debat voeren, voorzichtig experimenteren en voortdurend transparant zijn.[9]
Volgens de WRR kan de overheid daarentegen best ver gaan met nudgen. De kritiek die wordt geuit op nudging, is namelijk ook van toepassing op de andere beleidsinstrumenten, zo vindt de WRR.[10] Het verwijt dat nudging manipulatief is, neemt de WRR wel serieus. Om de burger te beschermen tegen manipulatie, moet de overheid zorgen voor voldoende openheid over hoe en waar het nudgen plaatsvindt. Daarnaast stelt de WRR de voorwaarde dat wanneer het gaat om ‘grote keuzes die direct raken aan het eigen lichaam en de identiteit’, zoals bij orgaandonatie, de overheid terughoudender moet zijn met het inzetten van nudges.[11]
Conclusie
Hoe ver de overheid mag gaan met het treffen van maatregelen ter bevordering van de volksgezondheid, lijkt een combinatie te zijn van een aantal factoren. Allereerst staat het schadebeginsel voorop. Daarnaast speelt een aantal externe factoren een rol, waardoor in sommige gevallen een verdere inbreuk op de individuele vrijheden wordt gelegitimeerd. Tot slot is beïnvloeding door middel van ‘nudging’ toegestaan. De grens aan nudging staat dan weer in verband met de openheid die de overheid creëert rondom het nudgen en het desbetreffende onderwerp. Het is aan de overheid om te voorkomen dat het nudgen als manipulatief wordt ervaren door de burgers.
Dat de overheid steeds brutaler wordt wat betreft de gezondheid van de burger, lijkt in eerste instantie wel mee te vallen, aangezien de keuzeverantwoordelijk grotendeels bij de burger zelf ligt. Desalniettemin moet de burger op zijn hoede zijn voor nudgende praktijken van de overheid. En daarnaast, zoals Montesquieu al zei: ‘Juridische wetten kunnen alleen in het licht van de politieke werkelijkheid worden begrepen. Die werkelijkheid is afhankelijk van tijd, volk, cultuur en natuurlijke omstandigheden en is dus steeds verschillend’.[12] Niet voor niets leefde Hobbes in een periode vol conflicten en werd Rawls geïnspireerd door de wederopbouwperiode. Zal het dan ooit zo ver zal komen als in Corpus Delicti, daar waar ‘s ochtends met een beker lauw water Het Gezond Verstand wordt gelezen? De heer Kramer mag het weten… Santé.
[1] G. Reijn, Overheid moet ingrijpen: minder vlees, zout, suiker, vet, Volkskrant 03-10-2014.
[2] C.W. Maris en F.C.L.M. Jacobs, Recht, orde en vrijheid, p. 178.
[3] C.W. Maris en F.C.L.M. Jacobs, Recht, orde en vrijheid, p. 148.
[4] C.W. Maris en F.C.L.M. Jacobs, Recht, orde en vrijheid, p. 151.
[5] P. B. Lehning, De laatste linkse filosoof, De Groene Amsterdammer, 16-06-2011.
[6] WRR, Met kennis van gedrag beleid maken, 2014, p. 18.
[7] CEG, Leefstijlbeïnvloeding: tussen betuttelen en verwaarlozen, 2014, p. 27.
[8] F. Rusman, De burger een ‘duwtje’ geven om niet meer naast de pot te pissen, NCR 10-09-2014.
[9] RMO, De verleiding weerstaan, 2014, p. 67-77.
[10] WRR, Met kennis van gedrag beleid maken, 2014, p. 67.
[11] F. Rusman, De burger een ‘duwtje’ geven om niet meer naast de pot te pissen, NCR 10-09-2014.
[12] C.W. Maris en F.C.L.M. Jacobs, Recht, orde en vrijheid, p. 174.
Het artikel is een ingekorte versie van een artikel geschreven door studente Loesanne van der Geest, dat zij schreef als opdracht voor de minor ‘Rechtsfilosofie in beeld en boek’ die zij volgde als onderdeel van de opleiding HBO-Rechten (Hogeschool Leiden).