De Centrale Raad van Beroep oordeelt in zijn uitspraak van 24 oktober 2018 dat het college, door het Protocol te hanteren bij het bepalen of betrokkene voor haar dyslexieklachten jeugdhulp nodig heeft, is gebleven binnen de ruimte die de wetgever in artikel 2.3 van de Jeugdwet aan het college heeft willen laten.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Voorheen viel dyslexiezorg onder de Zorgverzekeringswet (Zvw). Hiertoe was in artikel 2.5a, eerste lid, van het Besluit zorgverzekering (Bzv) bepaald dat dyslexiezorg de zorg omvat in verband met ernstige dyslexie aan kinderen van zeven jaar en ouder die basisonderwijs volgen. Om te bepalen of op grond van artikel 2.5a van het Bzv aanspraak bestond op vergoeding van dyslexiezorg maakten de zorgverzekeraars gebruik van het Protocol. De dyslexiezorg werd met ingang van 1 januari 2015 uit het Bzv geschrapt en onder het bereik van de Jeugdwet gebracht.
Voor de beoordeling van de vraag of een jeugdige als betrokkene jeugdhulp nodig heeft als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de Jeugdwet, heeft het college ten tijde van belang het Protocol als vaste gedragslijn gehanteerd.
De Raad is van oordeel dat het college, door het Protocol te hanteren bij het bepalen of betrokkene voor haar dyslexieklachten jeugdhulp nodig heeft, is gebleven binnen de ruimte die de wetgever in artikel 2.3 van de Jeugdwet aan het college heeft willen laten. Het Protocol werd al onder de Zvw gehanteerd bij de bepaling van de toegang tot dyslexiezorg. De Raad ziet in de wetsgeschiedenis geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de wetgever bij de overheveling van de dyslexiezorg naar de Jeugdwet een ruimer of ander bereik van dyslexiezorg heeft beoogd.