Consument heeft begin 2019 via zijn hypotheekadviseur een aanvraag voor een hypothecaire geldlening ingediend bij de geldverstrekker Merius Hypotheken ten behoeve van de aankoop van een woning. Een overbruggingslening maakte onderdeel uit van deze aanvraag. In het rentevoorstel van de Merius is een overbruggingslening opgenomen. Bij de beoordeling nadien is gebleken dat een overbruggingslening niet binnen de acceptatievoorwaarden van de Geldverstrekker past. Hierover is met de hypotheekadviseur gecommuniceerd.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
In februari 2019 heeft de Geld-verstrekker een hypotheekaanbod gedaan zonder overbruggingshypotheek. Dit is door Consument voor akkoord ondertekend. Consument heeft zich beklaagd over de gang van zaken en gesteld dat hij heeft mogen vertrouwen op het tot stand komen van een overbruggingslening en hem niet duidelijk was dat de hypotheekofferte op dit punt afweek van het rentevoorstel. Daarnaast heeft hij zich beklaagd over de bereidstellingsprovisie. Hij heeft een schadevergoeding gevorderd van de Geldverstrekker. De Geldverstrekker heeft zich hiertegen verweerd. De Commissie heeft geoordeeld dat tussen partijen een rechtsgeldige overeenkomst van geldlening tot stand is gekomen waar de hypotheekvorm en de bereidstellingsprovisie onderdeel van uitmaken. De overeenkomst is op deze punten duidelijk.
De Commissie merkt op dat de informatievoorziening van de Geldverstrekker tijdens het traject tot aan de afwijzing voor de overbruggingslening te wensen heeft overgelaten. Dit heeft echter niet tot toewijzing van de vordering kunnen leiden. Dat Consument zich onvolledig voorgelicht voelt over de inhoud van de door hem ondertekende overeenkomst en dat hij meent niet tijdig te zijn geïnformeerd over de afwijzing van de Geld-verstrekker ten aanzien van de overbruggingslening is spijtig, echter in het geschil tussen Consument en de Geldverstrekker worden de kennis en de gedragingen van de hypotheek-adviseur van Consument aan Consument toegerekend. De vordering is afgewezen.
Uitspraak Kifid 2020-774