Aan de commissie van het Klachteninstituut Financiële Dienstverlening is de vraag voorgelegd of geldverstrekker AEGON Hypotheken B.V. ten onrechte een vergoeding voor het vervroegd algeheel aflossen van de geldlening in rekening heeft gebracht.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
De commissie volgt consument niet in zijn mening dat vanwege de overdracht van de helft van het onderpand aan een familielid geen dan wel de helft van de in rekening gebrachte vergoeding verschuldigd is. Overeenkomstig de vaste lijn in haar uitspraken (Geschillencommissie Kifid 2017-428) dienen de voorwaarden zo te worden uitgelegd dat er sprake moet zijn van verkoop en levering van het gehele onderpand; hiervan is echter geen sprake. De klacht wordt ongegrond geacht en de daarop gebaseerde vordering wordt afgewezen.
Consument heeft op 20 september 2020 zijn bij geldverstrekker afgesloten hypothecaire geldlening afgelost tegen betaling van een vergoeding van € 8.835,-; consument heeft vervolgens elders een hypothecaire geldlening afgesloten.
Consument heeft de geldlening overgesloten omdat hij het aan de geldlening verbonden onderpand wil verhuren en dit niet door geldverstrekker wordt toegestaan. Om een zogenoemde ‘verhuurhypotheek’ af te kunnen sluiten heeft consument de helft van het onderpand aan zijn broer verkocht. De verhuur van het onderpand wordt door hen samen gerealiseerd.
Op onterechte gronden is door geldverstrekker boeterente in rekening gebracht. Indachtig de toepasselijke voorwaarden wordt geen boeterente in rekening gebracht als het onderpand wordt verkocht en geen van de schuldenaren daarin blijft wonen. In die voorwaarden is niet afgesproken dat het onderpand in zijn geheel moet worden verkocht. Hier komt bij dat consument niet in het onderpand achterblijft; consument gaat elders wonen.
Consument vordert dat door geldverstrekker de boeterente wordt terugbetaald of in elk geval de helft daarvan omdat de helft van het onderpand is verkocht.
De commissie is van oordeel dat de vraag of geldverstrekker ten onrechte een vergoeding voor het vervroegd algeheel aflossen van de geldlening in rekening heeft gebracht, ontkennend moet worden beantwoord en licht dit toe als volgt.
Met geldverstrekker is de commissie van oordeel dat de reden om de vordering niet toe te wijzen terug te voeren is op de door partijen gemaakte afspraken. De hiervoor onder 2.2 en 2.3 geciteerde voorwaarden dienen namelijk zo te worden uitgelegd dat er sprake moet zijn van verkoop en levering van het gehele onderpand; zie hiervoor ook Geschillencommissie 2017- 428 rechtsoverwegingen 4.2 en 4.3. Nu consument een deel van het onderpand aan zijn broer verkocht en geleverd heeft, is niet aan de voorwaarden om vergoedingsvrij af te lossen voldaan. Het feit dat consument niet in het onderpand achterblijft maar verhuist, maakt dit niet anders. Van ‘moeten’ verhuizen in de zin van de met de geldverstrekker overeengekomen voorwaarden is immers geen sprake; consument verhuist omdat hij het onderpand vrij van bewoning wil hebben zodat tot verhuur daarvan kan worden overgegaan.
De conclusie is dat de klacht ongegrond is en de daarop gebaseerde vordering dient te worden afgewezen.
Uitspraak Kifid 2021-0180
Uitspraak-2021-0180