Een inspecteur kan in beginsel een navorderingsaanslag opleggen als hij over een zogeheten nieuw feit beschikt dat hem niet bekend was of hem niet bekend hoefde te zijn ten tijde van het opleggen van de aanslag. In bijzondere omstandigheden kan hij ook tot navordering overgaan. Dat is onder meer het geval als sprake is van een opzettelijk foutieve aangifte (kwade trouw) of om een duidelijk kenbare type-, schrijf- of rekenfout of een daarmee gelijk te stellen vergissing in de eerder opgelegde aanslag te herstellen.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Als echter sprake is geweest van een ambtelijk verzuim, kan de inspecteur niet tot navordering overgaan. Illustratief hierbij is een uitspraak van Hof Arnhem. Het hof stelde vast dat de inspecteur geen acht had geslagen op toelichtende gegevens die een man in zijn elektronisch ingediende aangifte had opgenomen. Door daar acht op te slaan, had de inspecteur direct een juiste aanslag kunnen opleggen. Het hof was voorts van oordeel dat de man niet te kwader trouw was geweest, zodat ook op die grond geen navordering mogelijk was.
De regels voor het opleggen van een navorderingsaanslag kunnen onder omstandigheden complex zijn. Uitgangspunt is dat een inspecteur in beginsel een navorderingsaanslag kan opleggen als hij over een zogeheten nieuw feit beschikt dat hem niet bekend was of hem niet bekend hoefde te zijn ten tijde van het opleggen van de aanslag. In bepaalde situaties kan de inspecteur ook zonder een nieuw feit een navorderingsaanslag opleggen. Dit is onder meer het geval als sprake is van ‘kwade trouw’ van de belastingplichtige. Verder kan de inspecteur een navorderingsaanslag opleggen om een duidelijk kenbare type-, schrijf- of rekenfout of een daarmee gelijk te stellen vergissing in de eerder opgelegde aanslag te herstellen. Er zijn echter situaties waarin de inspecteur niet tot navordering mag overgaan. Dat is onder meer het geval als sprake is van een zogeheten ambtelijk verzuim, maar ook in bepaalde bijzondere omstandigheden. Illustratief hierbij is een uitspraak van Hof Arnhem. De zaak was verkort weergegeven als volgt.
Een man had over het jaar 2002 elektronisch aangifte inkomstenbelasting gedaan. In die aangifte had hij na toepassing van een drempelbedrag ook buitengewone uitgaven en aftrekbare giften opgenomen. Deze aftrekposten had hij in een toelichting gespecificeerd. Enkele posten, die de man in de toelichting had gespecificeerd, kwamen echter niet voor aftrek in aanmerking in zijn aangifte. Zo had hij onder de buitengewone uitgaven een post van € 2.425 opgenomen voor schoolgeld en boeken van zijn zoon en had hij schenkingen aan zijn kinderen als aftrekbare giften aangemerkt. De aanslag werd desondanks conform de aangifte opgelegd.
Naderhand kwam de inspecteur op de hoogte van de onjuiste aanslag inkomstenbelasting over 2002 en ook over die van 2003. De inspecteur legde over beide jaren een navorderingsaanslag op. De man ging in beroep bij Rechtbank Arnhem. Dat was een gedeeltelijk succes. De inspecteur vernietigde de navorderingsaanslag over 2003, maar de rechtbank stelde de inspecteur in het gelijk over het jaar 2002. De man ging vervolgens in beroep bij Hof Arnhem.
Het hof constateerde dat de inspecteur geen acht had geslagen op toelichtende gegevens die een man in zijn elektronisch ingediende aangifte had opgenomen. Als hij daar wel acht op had geslagen, had hij direct een juiste aanslag kunnen opleggen. De omstandigheid dat bij het verwerken van elektronische belastingaangiften alleen cijfermatige gegevens en geen andere gegevens in de beschouwing kunnen worden betrokken, is uitsluitend het gevolg van de door de belastingdienst gekozen werkwijze. De gevolgen daarvan mogen volgens het hof niet voor rekening van een individuele belastingplichtige komen. Het hof stelde daarom vast dat geen sprake was van enig nieuw feit dat navordering zou kunnen rechtvaardigen.
De inspecteur beriep zich verder op kwade trouw van de man. Ook dat wees het hof af. Van kwade trouw is sprake als de man de inspecteur opzettelijk de juiste inlichtingen heeft onthouden of opzettelijk onjuiste inlichtingen heeft verstrekt. De man had de inspecteur echter de benodigde gegevens voor het kunnen vaststellen van een correcte aanslag verstrekt. Dat de aanslag uiteindelijk onjuist bleek te zijn, was het gevolg van de door de inspecteur gekozen werkwijze door geen kennis te nemen van de toelichtende gegevens. Het hof merkte op dat het niet van andere omstandigheden was gebleken dat de man te kwader trouw was geweest en vernietigde daarom de navorderingsaanslag over 2002.