Al geruime tijd bestaat er discussie over de vraag of bij het toekennen van een vergoeding bij kennelijk onredelijk ontslag de kantonrechtersformule mag worden toegepast. Verschillende kantonrechters pasten de kantonrechtsformule toe in kennelijk onredelijk ontslagprocedures, terwijl de hoven niets in deze aanpak leken te zien. Het Haagse Hof heeft een poging gedaan hier duidelijkheid over te creëren door recentelijk, op 14 oktober 2008, hierover in zeven zaken uitspraken te doen. In dit artikel zal kort op deze materie en de recente uitspraken van het Haagse Hof worden ingegaan.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Het duale ontslagstelsel in Nederland geeft de werkgever twee wegen die hij kan bewandelen om een werknemer te ontslaan. Ten eerste kan hij via een ontbindingsprocedure de kantonrechter verzoeken de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Bij deze ontbindingsprocedure heeft de kantonrechter de mogelijkheid om een vergoeding naar billijkheid aan de werknemer toe te kennen. De kring van kantonrechters heeft in een aanbeveling besloten dat deze vergoeding aan de hand van de zogenaamde “kantonrechtersformule” dient te worden berekend.
Een andere mogelijkheid is het aanvragen van een ontslagvergunning bij de Centrale organisatie Werk en Inkomen (CWI). Als de werkgever van de CWI een ontslagvergunning krijgt dan kan hij de arbeidsovereenkomst met de betreffende werknemer opzeggen met inachtneming van de geldende opzegtermijn. Van het toekennen van een vergoeding is in de meeste gevallen bij de CWI geen sprake.
Als de werkgever met toestemming van de CWI de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd dan zal de werknemer een kennelijk onredelijk ontslagprocedure kunnen starten en stellen dat de gevolgen van de opzegging voor hem te ernstig zijn in vergelijking met het belang van de werkgever bij opzegging. Als de rechter van oordeel is dat het ontslag kennelijk onredelijk is dan zal hij meestal een schadevergoeding toekennen.
Er bestaat discussie en onduidelijkheid over de vraag of bij de beoordeling of een ontslag kennelijk onredelijk is de kantonrechtersformule als uitgangspunt mag worden genomen en de schadevergoeding die wordt toegekend bij een kennelijk onredelijk ontslag mag worden gebaseerd op deze formule. Een groot aantal kantonrechters hanteerde de kantonrechtsformule bij kennelijk onredelijk ontslagprocedures, maar de hoven in Nederland schenen over het algemeen niets voor deze aanpak te voelen. De reden die hiervoor door de hoven werd aangedragen was dat de kantonrechtersformule slechts is aanbevolen bij de berekening van een vergoeding in een ontbindingsprocedure en niet voor bepaling van (een schadevergoeding van) een kennelijk onredelijk ontslag, gezien de verschillen tussen beide procedures (zie onder andere Hof Arnhem 22 juli 2008, Prg. 2008/158).
Het Haagse Hof vond deze verschillen in aanpak tussen de kantonrechters en hoven niet wenselijk en heeft geprobeerd om duidelijkheid te verschaffen door hier op 14 oktober 2008 in zeven zaken een uitspraak over te doen. In deze – overigens van elkaar verschillende – zaken kwam het hof tot het oordeel dat er sprake was van een kennelijk onredelijk ontslag en dat voortaan bij kennelijk onredelijk ontslag de kantonrechtersformule als uitgangspunt moet gelden. Een ontslag wordt volgens het Haagse Hof kennelijk onredelijk geacht als er geen vergoeding is aangeboden overeenkomstig de kantonrechtersformule, minus 30%. De verlaging met 30% wordt naar het oordeel van het hof gerechtvaardigd door de verschillen tussen de ontbindingsprocedure en de kennelijk onredelijk ontslagprocedure. Zo is een ontbindingsprocedure in vergelijking met een ontslagaanvraag bij de CWI sneller en moet de werkgever bij de CWI-procedure de geldende opzegtermijn in acht nemen, waardoor de werknemer zich bij een CWI-procedure langer kan voorbereiden op zijn ontslag.
Op grond van deze uitspraken is de kans groot dat voortaan in kennelijk onredelijk ontslag zaken de kantonrechtersformule als uitgangspunt zal gaan gelden. Voordeel hiervan is dat het verschil in uitkomst tussen de twee wegen die de werkgever kan bewandelen om een werknemer te ontslaan minder zal worden. Het nadeel is dat werknemers sneller een kennelijk onredelijk ontslagprocedure zullen gaan starten en het risico ontstaat dat het ontslaan van werknemers hierdoor duurder zal worden.
De vraag is of de discussie door deze uitspraken van het hof is beslecht. In de literatuur gaan al stemmen op dat het hof door deze uitspraken op de stoel van de wetgever is gaan zitten door er met deze uitspraken voor te zorgen dat de uitkomst bij een ontslag voor de werknemer gelijk zal zijn ongeacht de weg die de werkgever kiest om de werknemer te ontslaan. Naar alle waarschijnlijkheid is het een discussie “to be continued”. Wij houden u uiteraard op de hoogte.