Afgelopen maand zijn als gevolg van het voornemen om de AOW leeftijd te verhogen naar 67 jaar door de vakbonden Abvokabo FNV, FNV Bondgenoten, ABGP en VOR (hierna: ‘de vakbonden’)collectieve acties – stakingen – aangekondigd door de werknemers van de vervoersbedrijven GVB, RET en HTM (hierna: ‘vervoersbedrijven’) tijdens de spits. Onder een staking wordt het collectief neerleggen van het werk door werknemers als drukmiddel om hun werkgever of derden tot een bepaald handelen of nalaten te bewegen en met de bedoeling de werkzaamheden te hervatten zodra de beoogde doeleinden zijn bereikt. In onderhavige uitspraak heeft de voorzieningenrechter zich gebogen over de vraag of de voorgenomen stakingen door de vakbonden rechtmatig was.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Vordering vervoersbedrijven
De vervoersmaatschappijen vorderen in kort geding een verbod tot tenuitvoerlegging van de aangekondigde acties door de vakbonden op 7 oktober 2009, op straffe van een dwangsom.
Beoordeling voorzieningenrechter
In het Europees Sociaal Handvest is het recht op het voeren van collectieve acties van werknemers of hun vertegenwoordigende vakbonden, waaronder begrepen het stakingsrecht, opgenomen. In geval van belangengeschillen met de werkgever wordt in artikel 6 lid 4 van het Europees Sociaal Handvest het recht van werknemers of hun vertegenwoordigende vakbonden op collectief optreden erkend, behoudens verplichtingen uit hoofde van reeds eerder gesloten collectieve arbeidsovereenkomsten. In beginsel wordt een collectieve actie op basis van voorgaande bepaling dan ook worden geduld, nu dit een rechtmatige uitoefening is van het in voornoemde verdragsbepaling erkende grondrecht. Dat de werkgever of derden als gevolg van de stakingen schade lijden heeft hier in beginsel geen beperkende invloed op.
De vakbonden hebben verklaard dat de staking een actie is tegen de overheid om de AOW-leeftijd op 65 jaar te houden. De vraag is of in onderhavige zaak sprake is van een belangengeschil met de werkgever. Hoewel dit tot 1 oktober 2009 wel het geval was, is het woord nu aan de regering en de Tweede Kamer. Op dit moment is er dus geen gezamenlijk probleem tussen de vervoersbedrijven en haar werknemers dat zich leent voor een oplossing door collectieve onderhandelingen. Een staking heeft dus op dit moment geen invloed op de onbelemmerde uitoefening van het recht op collectief onderhandelen. Hoewel in de toekomst als gevolg van de verhoging van de AOW-leeftijd wel belangenverschillen zouden kunnen ontstaan tussen vervoersbedrijven en haar werknemers, speelt dit aspect vooralsnog geen rol in de beoordeling van de huidige voorgenomen staking. Tevens is niet van belang in hoeverre een eventuele staking ertoe zal bijdragen dat de Tweede Kamer eerder zal zwichten voor het verlangen de AOW gerechtigde leeftijd op 65 jaar te houden. Artikel 6 lid 4 van het Europees Sociaal Handvest is erop gericht om de machtsverhouding tussen de bij een belangengeschil betrokken partijen door het recht op collectieve actie in evenwicht te brengen, maar met name niet op het onder druk zetten van de overheid. Dit geldt temeer nu zij nog geen definitief standpunt over een bepaalde kwestie naar buiten heeft gebracht.
Voorgaande brengt mee dat de voorzieningenrechter van oordeel is dat in beginsel de oproep van de vakbonden aan hun leden om 7 oktober 2009 te staken onrechtmatig is, tenzij feiten of omstandigheden rechtvaardigen dat de leden van de vakbonden hun werkzaamheden niet uitvoeren. Van dergelijke rechtvaardigende omstandigheden is niet gebleken. De staking levert onmiskenbaar schade op voor de vervoersmaatschappijen en ook voor derden, terwijl de vakbonden andere mogelijkheden hebben hun ongenoegen over het verhogen van de AOW-leeftijd aan de overheid kenbaar te maken. De voorzieningenrechter wijst het gevorderde verbod tot staking dan ook toe en zal geen dwangsom aan de veroordeling verbinden, nu de vakbonden hebben toegezegd zich aan het vonnis te zullen houden.
mr. Anneke Oonk, Van Diepen Van der Kroef Advocaten