Ten gevolge van de kredietcrisis is 2009 een roerig jaar op de arbeidsmarkt geweest. Slechte bedrijfseconomische omstandigheden hebben werkgevers er menigmaal toe genoodzaakt de arbeidsovereenkomst met werknemers te doen beëindigen. Naast de beëindiging van de arbeidsovereenkomst door middel van een – al dan niet formele – ontbinding wegens gewichtige redenen door de kantonrechter hebben werkgevers de mogelijkheid het UWV WERKbedrijf om een ontslagvergunning te verzoeken.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
In het geval van ontbinding van de arbeidsovereenkomst kan de kantonrechter de werkgever uit hoofde van art. 7:685 lid 8 BW verplichten om aan de werknemer een vergoeding naar billijkheid te betalen. Deze vergoeding wordt in de regel vastgesteld aan de hand van de door de Kring van Kantonrechters opgestelde kantonrechtersformule 2009. Het UWV WERKbedrijf kan de werkgever daarentegen niet verplichten om een vergoeding aan de werknemer vanwege de beëindiging van de arbeidsovereenkomst te doen toekomen. Dit betekent nog niet dat de werknemer ook daadwerkelijk met lege handen hoeft te blijven staan.
De kennelijk onredelijk ontslagprocedure
De werknemer heeft namelijk de mogelijkheid om een kennelijk onredelijk ontslagprocedure tegen de werkgever aanhangig te maken waarin de werknemer de kantonrechter verzoekt alsnog (schade)vergoeding uit hoofde van artikel 7:681, lid 1 BW aan hem of haar toe te kennen. Aan het verzoek van de werknemer zal ten grondslag liggen dat de gevolgen van de opzegging van de arbeidsovereenkomst voor de werknemer te ernstig zijn in vergelijking met het belang van de werkgever, mede wanneer de voor de werknemer getroffen voorzieningen en de voor hem of haar bestaande mogelijkheden om ander passend werk te vinden, in aanmerking worden genomen.
Recente ontwikkelingen
De kennelijk onredelijk ontslagprocedure heeft het afgelopen jaar volop in de belangstelling gestaan. De Gerechtshoven van Amsterdam , Leeuwarden en Den Bosch hebben op 7 juli 2009 verschillende uitspraken gedaan in kennelijk onredelijk ontslagprocedures. Daarbij hebben de Gerechtshoven geoordeeld dat de vergoeding in het geval van kennelijk onredelijk ontslag dient te worden begroot conform de kantonrechtersformule. In de kennelijk onredelijk ontslagformule worden daartoe gelijk aan de kantonrechtersformule het aantal gewogen dienstjaren (X) vermenigvuldigd met het laatstverdiende salaris (Y) vermenigvuldigd met een correctiefactor (Y). De Gerechtshoven hebben geoordeeld dat het uitgangspunt dient te zijn dat de correctiefactor in de kennelijk onredelijk ontslagprocedure 0,5 is. Daarbij zijn de Gerechtshoven uitdrukkelijk voorbij gegaan aan de uitspraak van het Gerechtshof van ’s-Gravenhage van 2 december 2008 waarin het Gerechtshof voor het bepalen van de vergoeding in de kennelijk onredelijk ontslagprocedure ook aansluiting zocht bij de kantonrechtersformule, maar op de vergoeding een generieke korting van 30% (aldus een correctiefactor van 0,7 in plaats van 0,5) had toegepast.
Tegen de uitspraak van het Gerechtshof van ’s-Gravenhage is cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. Op 27 november 2009 heeft de Hoge Raad de uitspraak van het Gerechtshof ’s-Gravenhage vernietigd. De Hoge Raad heeft aan de vernietiging ten grondslag gelegd dat een vordering tot schadevergoeding in een kennelijk onredelijk ontslagprocedure allereerst vergt dat, aan de hand van alle omstandigheden van het geval, wordt vastgesteld dat het ontslag kennelijk onredelijk is. De enkele omstandigheid dat de werkgever geen vergoeding aan de werknemer heeft aangeboden maakt het ontslag nog niet kennelijk onredelijk. De vergoeding vanwege kennelijk onredelijk ontslag is een vergoeding wegens geleden schade, en heeft daartoe een ander karakter dan de vergoeding naar billijkheid in een ontbindingsprocedure. Bij een vergoeding vanwege kennelijk onredelijk ontslag mogen de kantonrechtersformule, en een generieke korting daarop, dan ook niet worden toegepast. De Hoge Raad heeft de zaak vervolgens terugverwezen naar het Gerechtshof van Amsterdam die de zaak opnieuw in behandeling moet nemen met inachtneming van de uitspraak van de Hoge Raad.
Ook is cassatie ingesteld tegen toepassing van de XYZ-formule in geval van kennelijk onredelijk ontslag. Inmiddels heeft het OM ook ten aanzien van deze formule geconcludeerd tot vernietiging (vanwege de maximale Z-factor Z=0,5). De uitspraak van de Hoge Raad hierover wordt begin volgend jaar verwacht.
mr. Fleur Los, Van Diepen Van der Kroef Advocaten
Bron:
1. Gerechtshof Amsterdam 7 juli 2009, LJN BJ1644, LJN BJ1648.
2. Gerechtshof Leeuwarden 7 juli 2009, LJN BJ1688.
3. Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 7 juli 2009 LJN BJ1710, LJN BJ1713, LJN BJ1716.
4. Gerechtshof ’s-Gravenhage 2 december 2008, LJN BH2842.
5. Hoge Raad 27 november 2009, LJN BJ6596.