Uitgaven die zijn gedaan in privésfeer van een ondernemer kunnen niet in aftrek worden gebracht bij de winstbepaling. Onlangs heeft Hof Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin de vraag centraal stond of bepaalde kosten in de privésfeer of in de ondernemingssfeer lagen.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Een ondernemer en zijn echtgenoot dreven een onderneming in een vof. In 2001 werd zowel het huwelijk als de vof beëindigd. De ondernemer had bij de winstbepaling van zijn winstdeel een aftrekpost in aanmerking genomen voor advies- en advocaatkosten. De inspecteur was van mening dat de kosten echter verband hielden met het beëindigen van het huwelijk en dus in de privésfeer lagen.
Volgens Hof Amsterdam had de ondernemer voldoende gesteld dat de ontbinding van het huwelijk als zodanig nauwelijks juridische problemen had meegebracht, omdat er geen verweer werd gevoerd en er geen huwelijksgoederengemeenschap verdeeld hoefde te worden. De problemen bij het beëindigen van de vof en de vraag wie van de vennoten de onderneming zou voortzetten, hadden de kosten veroorzaakt. Bovendien stond vast dat de onderhandelingen om overeenstemming te bereiken over de beëindiging van de vof lang hadden geduurd. De kosten lagen dus in de ondernemingssfeer en konden in aftrek worden gebracht bij de winstbepaling.
Uitgaven die zijn gedaan in de privésfeer van een ondernemer kunnen niet in aftrek worden gebracht bij het bepalen van de winst. Slechts ondernemingskosten kunnen in aanmerking worden genomen bij de winstbepaling. Onlangs heeft Hof Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin de ondernemer en de inspecteur een ander standpunt hadden ingenomen met betrekking tot uitgaven die de ondernemer had gedaan: waren het kosten in de privésfeer of ondernemingskosten?
De ondernemer was met zijn echtgenoot gehuwd op huwelijkse voorwaarden met uitsluiting van iedere gemeenschap van goederen. De ondernemer en zijn echtgenoot dreven vanaf 1982 een onderneming in de vorm van een vennootschap onder firma (‘vof’). De activiteiten van de vof bestonden uit de exploitatie van een manege, een paardrijschool en een paardenstalling. Beide vennoten waren gerechtigd tot 50% van de winst.
In de vennootschapsovereenkomst was echter opgenomen dat een vennoot niet in de winst zou delen als hij arbeidsongeschikt wordt. Als gevolg van een auto-ongeval in 1996 was de echtgenoot van de ondernemer niet langer in staat om werkzaamheden voor de vof te verrichten. In oktober 2001 werd het huwelijk door echtscheiding ontbonden. In 2001 werd ook de vof beëindigd. De ondernemer had in zijn aangifte inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen over het jaar 2001 een aftrekpost voor advies- en advocaatkosten in aanmerking genomen bij het bepalen van de winst van zijn winstdeel in de vof. De inspecteur was het hier (na een boekenonderzoek) niet mee eens en stelde dat de kosten betrekking hadden op het beëindigen van het huwelijk en dus in de privésfeer lagen.
Nadat zowel de inspecteur in de bezwaarfase als Rechtbank Haarlem in de beroepsfase uitspraak hadden gedaan, ging de ondernemer in hoger beroep bij Hof Amsterdam. Het hof oordeelde dat de winst van de vof volledig aan de ondernemer toekwam en dus ook eventueel op de winst aan te brengen correcties. De andere vennoot (de echtgenoot van de ondernemer) was immers arbeidsongeschikt en op grond van de vennootschapsovereenkomst daarom niet meer gerechtigd tot de winst van de vof. Daarnaast had de ondernemer ook zelf alle winst uit de jaarrekening van de vof opgenomen in zijn aangifte.
Vervolgens was het hof van mening dat uitgaven met betrekking tot het beëindigen van een huwelijk moeten worden gerekend tot uitgaven die zijn gedaan in de persoonlijke sfeer en niet als ondernemingskosten in aftrek komen bij de winstbepaling. Voor zover kosten echter betrekking hebben op het als ondernemers uit elkaar gaan (het beëindigen van de vof) behoren de kosten tot de ondernemingssfeer en kunnen deze in aftrek worden gebracht.
Hof Amsterdam oordeelde dat de advies- en advocaatkosten betrekking hadden op het als ondernemers uit elkaar gaan. De ondernemer had volgens het hof namelijk voldoende gesteld dat de ontbinding van het huwelijk als zodanig nauwelijks juridische problemen had meegebracht, omdat er geen verweer werd gevoerd en er geen huwelijksgoederengemeenschap verdeeld hoefde te worden. De problemen bij het beëindigen van de vof en de vraag wie van de vennoten de onderneming zou voortzetten, hadden de advies- en advocaatkosten veroorzaakt. Bovendien stond vast dat de onderhandelingen om overeenstemming te bereiken over de ontbinding van de vof lang hadden geduurd.
Het hof achtte het beroep van de ondernemer daarom gegrond en vernietigde de navorderingsaanslag. De advies- en advocaatkosten konden dus in aftrek worden gebracht, omdat deze niet in verband stonden met de beëindiging van het huwelijk maar met het beëindigen van de vof.