De statutair bestuurder bekleedt arbeidsrechtelijk een bijzondere positie ten opzichte van gewone werknemers. Zo kan de statutair bestuurder gemakkelijker worden ontslagen; doorgaans door middel van een besluit van de aandeelhouder. Indien de bestuurder het niet eens is met (de gevolgen van) het ontslag, staan voor hem meerdere mogelijkheden open. Een in de praktijk vaak door statutair bestuurders gekozen route is de kennelijk onredelijk ontslagprocedure, in welke procedure schadevergoeding kan worden gevorderd. Onlangs oordeelde de Rechtbank te Groningen dat de statutair bestuurder ook in deze procedure een bijzondere positie inneemt. Deze Rechtbank is van mening dat het ontslag van een statutair bestuurder minder snel als kennelijk onredelijk moet worden aangemerkt dan dat van een gewone werknemer.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Feiten
De zaak die werd voorgelegd aan de Rechtbank Groningen draaide om een directeur die sinds 1 januari 2008 bij zijn werkgever in dienst was getreden en per gelijke datum was benoemd als statutair bestuurder. Op 11 januari 2010 is deze directeur door de Raad van Commissarissen (RvC) geschorst en met ingang van 1 maart 2010 ontslagen. De RvC had geen vertrouwen meer in de statutair directeur, onder andere nadat de directeur de RvC ongeloofwaardige (fantasie-) verhalen over een mogelijke investering had voorgehouden. Ook betrok de statutair bestuurder zijn vriendin wegens haar paranormale gaven bij de besluitvorming. Ten slotte vielen de financiële resultaten tegen, was de directeur niet duidelijk over de koers die het bedrijf moest varen en was er ontevredenheid over zijn beschikbaarheid en voorbereidingen van vergaderingen. De directeur beriep zich op kennelijke onredelijkheid van het ontslag.
Oordeel Rechtbank
De Rechtbank Groningen overweegt in haar vonnis dat een directeur wordt geworven op zijn persoonlijke kwaliteiten, welke kwaliteiten in belangrijke mate de basis vormen voor de ontwikkeling en daarmee de winstgevendheid van het bedrijf. Omdat de leiding van de onderneming als het ware persoonlijk in handen wordt gelegd van de directeur, is het in hem gestelde vertrouwen door de RvC essentieel. Dat vertrouwen wordt geschonken, maar kan op elk moment blijken te ontbreken, met haast noodzakelijkerwijs het vertrek van de directeur als consequentie. Vanwege deze fragiele basis van zijn functie ontvangt een directeur doorgaans een betrekkelijk hoge beloning, veelal in combinatie met tevoren vastgelegde (financiële) afspraken die zien op een voortijdig vertrek.
Het voorgaande brengt volgens de Rechtbank met zich dat het ontslag van een directeur aanzienlijk minder snel door de rechter als ‘kennelijk onredelijk’ kan worden gekwalificeerd dan het ontslag van een gewone werknemer. De redelijkheid van een aan de statutair directeur gegeven ontslag zal de rechter marginaal toetsen. In casu oordeelde de Rechtbank overigens dat de werkgever in redelijkheid tot het ontslag heeft kunnen overgaan.
Het oordeel van de Rechtbank Groningen is interessant omdat de statutair bestuurder ook binnen de kennelijk onredelijk ontslagprocedure een aparte status lijkt te krijgen. Wij zijn benieuwd of andere rechters deze opvatting zullen delen.
mr. Nynke IJzerman, BANNING Advocaten