De perikelen rondom een ontslag van een statutair directeur van een rechtspersoon hebben in de loop van de tijd al veel pennen in beweging gezet. Op 15 april 2005 heeft de Hoge Raad een tweetal belangrijke arresten gewezen over het ontslag van een statutair directeur van een N.V./B.V., waarmee enig licht in de duisternis werd geschapen. Desalniettemin resteert er genoeg om over te steggelen. In deze bijdrage wordt een uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 17 augustus 2011, JIN 2011/746 besproken, waarin de vraag voorlag of beëindiging van een managementovereenkomst met een statutair directeur ook met zich bracht dat de vennootschappelijke rechtsbetrekking tussen de vennootschap en de statutair directeur was geëindigd.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
15 april-arresten
Een statutair directeur van een N.V. of B.V. is vaak ook werknemer van dezelfde vennootschap. Dit betekent dat de statutair directeur twee petten op heeft, de vennootschapsrechtelijke pet en de arbeidsrechtelijke pet. In de zogenaamde 15 april-arresten heeft de Hoge Raad beslist dat een ontslagbesluit in beginsel ook de beëindiging van de arbeidsovereenkomst van de statutair directeur met zich brengt. Dit is slechts anders indien sprake is van:
• een wettelijk opzegverbod, of
• indien partijen anders zijn overeengekomen.
De Hoge Raad oordeelde daarnaast dat de statutair directeur die zijn functie als statutair directeur (vennootschapsrechtelijke functie) neerlegt, die ontslagneming niet eenzijdig kan beperken tot het verlies van de hoedanigheid van bestuurder onder instandhouding van de arbeidsovereenkomst. Het principe is dus dat de arbeidsovereenkomst de vennootschapsrechtelijke overeenkomst volgt voor wat betreft haar einde.
Dit heeft ook de volgende consequentie: gaat het ontslagbesluit in vennootschapsrechtelijke zin onderuit, dan gaat dus ook het arbeidsrechtelijke ontslag onderuit.
De Hoge Raad heeft het in de 15 april-arresten in het midden gelaten hoe de arbeidsovereenkomst eindigt: met onmiddellijke ingang of met inachtneming van de opzegtermijn. Een opzegging zonder inachtneming van de opzegtermijn is, tenzij sprake is van een dringende reden, een schadeplichtige (onregelmatige) opzegging als bedoeld in art. 7:677 BW. Daarnaast leidt dit tot verval van een eventueel concurrentiebeding. In de praktijk wordt dit als volgt opgelost: de aandeelhoudersvergadering(1) (“AvA”) ontslaat de statutair directeur met onmiddellijke ingang onder opzegging van de arbeidsovereenkomst met inachtneming van de geldende opzegtermijn.
In vrijwel alle literatuur en uitspraken is de statutair directeur werkzaam op basis van een arbeidsovereenkomst. Dat is echter niet noodzakelijkerwijs het geval. Een statutair directeur kan ook werkzaam zijn krachtens een overeenkomst van opdracht (ook wel managementovereenkomst genoemd). Het is dan ook de vraag of een ontslag door de AvA dan wel een ontslagname door de statutair directeur zelf ook tot beëindiging van de managementovereenkomst leidt en andersom?
De statutair directeur en de managementovereenkomst
Voor wat betreft de statutair directeur die werkzaam is op basis van een managementovereenkomst zijn mij slechts twee uitspraken bekend, te weten: een uitspraak van het gerechtshof ’s-Gravenhage van 30 januari 2001, JOR 2001/60 en de eerder genoemde uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 17 augustus 2011, JIN 2011/746. Voor wat betreft de eerste uitspraak is het de vraag of deze nog steeds zijn gelding heeft behouden na de hiervoor genoemde 15 april-arresten. In deze bijdrage beperk ik mij daarom tot de hiervoor genoemde uitspraak van de rechtbank Leeuwarden. Wat speelde hier?
Wat speelde hier?
Het ging in casu om de besloten vennootschap Hi-Light Holdings B.V. (“Holding”). Holding was opgericht door een drietal partijen, waaronder Inventures Management B.V. (“Inventures”). Holding was opgericht met het doel om het beheer te voeren over een dochtervennootschap, genaamd Hi-Light Opto Electronics (“Hi-Light”), welke onderneming zich bezighield met de productie van en handel in elektronische optische apparatuur. Het was het plan en de bedoeling van de Holding om in de komende jaren nieuwe aandeelhouders te zoeken en de aandelen weer te vervreemden.
Inventures zou, in de persoon van haar directeur-grootaandeelhouder (“DGA”), de directie van Holding en Hi-Light op zich nemen en dagelijks leiding geven aan beide vennootschappen. In de managementovereenkomst was bepaald dat, indien en zodra de eerder genoemde aandelenverkoop doorgang zou vinden, de managementovereenkomst op het moment van die overdracht van rechtswege zou worden beëindigd. Inventures en haar DGA zouden in die situatie vanaf dat moment geen enkele vordering meer hebben, voortvloeiende uit die managementovereenkomst.
De aandelen in Hi-Light zijn op 5 juli 2007 door Holding verkocht. Het ontslag van Inventures als statutair directeur door de AvA van Hi-Light heeft eerst plaatsgevonden op 8 december 2009. De vraag die voorlag was of de beëindiging van de managementovereenkomst ook leidde tot beëindiging van de vennootschapsrechtelijke relatie tussen Inventures en Hi-Light.
Oordeel rechtbank
In casu oordeelde de rechtbank Leeuwarden dat beëindiging van de managementovereenkomst met de statutair directeur in het onderhavige geval niet met zich bracht dat daarmee ook de vennootschapsrechtelijke relatie tussen de vennootschappen en de statutair directeur was geëindigd. Vaststond dat Inventures tot haar ontslag door de AvA op 8 december 2009 (enig) statutair bestuurder was van Hi-Light. Voor het tijdens de bestuursperiode gevoerde beleid is een bestuurder – in het kader van een behoorlijke taakvervulling jegens de rechtspersoon als bedoeld in art. 2:9 BW – verantwoording schuldig aan de rechtspersoon. Hieronder valt ook het desgevraagd afleggen van rekening en verantwoording aan de rechtspersoon omtrent de financiële gang van zaken binnen de vennootschap tijdens de bestuursperiode. Daaraan doet niet af dat de managementovereenkomst tussen Hi-Light en Inventures eerder is geëindigd dan haar bestuurderschap bij Hi-Light.
Beëindiging van de managementovereenkomst met de statutair directeur brengt in het onderhavige geval niet met zich dat daarmee ook de vennootschappelijke rechtsbetrekking tussen de vennootschap en de statutair directeur is geëindigd, nu de managementovereenkomst louter vanwege een (vooraf) contractueel bepaalde omstandigheid is geëindigd, aldus de rechtbank.
Voor het ontslag van Inventures als statutair directeur was dan ook een afzonderlijk besluit vereist van het orgaan dat tot ontslag van de statutair directeur bevoegd is, op de voet van art. 2:244 BW. Dit besluit is uiteindelijk pas op 8 december 2009 met onmiddellijke ingang genomen.
(1) Bij aandeelhoudersvergadering bij een structuurvennootschap berust deze bevoegdheid bij de raad van commissarissen
mr. drs. Beppie Schoenmaker-Tijsseling, Van Benthem & Keulen N.V.