Op 13 juli 2012 heeft de kantonrechter te Utrecht een beveiligingsmedewerker van een detentiecentrum op staande voet ontslagen omdat hij naar alcohol rook bij aanvang van zijn werkzaamheden respectievelijk alcohol had gebruikt voorafgaand aan zijn werkzaamheden. De kantonrechter had werkgever opdracht gegeven dit te bewijzen.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Feiten
Werknemer (41 jaar) was sinds 16 november 2006 als detentietoezichthouder in dienst voor 40 uur per week bij werkgever, een beveiligingsbedrijf. Op de arbeidsovereenkomst was de CAO Particuliere Beveiliging (hierna: CAO) van toepassing. Artikel 6 lid 5 van de CAO luidt als volgt: “Het is de werknemer nadrukkelijk verboden alcoholhoudende drank (…) direct voor of tijdens de dienst te gebruiken dan wel bij zich te hebben. Het is ook verboden de werkzaamheden met een naar alcohol ruikende adem te verrichten.”
Op 28 januari 2010 had een aantal collega’s van werknemer twijfels omtrent zijn houding, gezichtsuitdrukking en ademlucht. Een collega heeft toen gevraagd of de groepsleider een gesprek met werknemer wilde aangaan. Om 11.15 uur hebben de operationeel manager en de afdelingsdirecteur medegedeeld dat hij op staande voet werd ontslagen. Werknemer heeft om een bloedtest verzocht, maar dit werd geweigerd door de afdelingsdirecteur. Diezelfde dag is werknemer naar zijn huisarts gegaan en heeft elders bloed laten prikken. De uitslag was als volgt: ‘ethanol (alcohol) 28-01-2010 <0,1’. Vervolgens is het ontslag per brief d.d. 29 januari 2010 aan werknemer bevestigd. In deze brief werd gerefereerd naar een identieke overtreding in 2009 waarvoor hij een schriftelijke waarschuwing had ontvangen.
Vordering werknemer
Werknemer vorderde onder andere doorbetaling van loon. Werknemer was van mening dat hij niet onder invloed van alcohol was, zoals bleek uit de bloedtest. Voorts heeft werkgever ten onrechte het verzoek om ter plaatse een bloedtest te ondergaan afgewezen. Volgens werknemer was het verspreiden van een alcohollucht geen zelfstandige reden voor ontslag op staande voet. Er zou volgens werknemer sprake zijn van een alcohollucht als gevolg van het inwendig gebruik van een alcoholhoudende drank. Werknemer stelde dat hij de avond voor het werk twee glazen cognac had gedronken, maar dat zijn collega’s dit niet meer konden ruiken. Wellicht had men de lucht van de door hem in de ochtend gebruikte Listerine en/of Bullit geroken, aldus werknemer. Tot slot zou het mogelijk kunnen zijn dat hij ten gevolge van een lage bloedsuikerspiegel aceton heeft uitgeademd, welke is aangezien voor alcohol.
Oordeel kantonrechter
De kantonrechter overwoog dat indien zou komen vast te staan dat werknemer naar alcohol zou ruiken als gevolg van inwendig gebruik van een alcoholhoudende drank, dat dit een dringende reden voor ontslag zou opleveren. De kantonrechter heeft werkgever vervolgens opdracht gegeven te bewijzen dat de werknemer naar alcohol rook als gevolg van inwendig gebruik van een alcoholhoudende drank.
De getuigen, die zijn opgeroepen door werkgever, hebben eensluidend en consistent verklaard dat zij bij werknemer een (sterke) alcohollucht hebben waargenomen. De kantonrechter achtte werkgever op grond van de getuigenverklaringen en een schriftelijke verklaring van een andere collega in het bewijs geslaagd.
Voorts oordeelde de kantonrechter dat werknemer onvoldoende heeft onderbouwd dat zijn collega’s wellicht de geur van Listerine en/of Bullit hebben geroken. Het had op de weg van werknemer gelegen om stukken te overleggen waaruit bleek dat het vaker voorkomt dat de geur van Listerine en/of Bullit wordt verward met die van alcohol.
De stelling dat sprake is geweest van uitgeademde aceton in plaats van alcohol is tevens onvoldoende onderbouwd. Het had ook op de weg gelegen van werknemer om aan te tonen dat zijn bloedsuikerspiegel zo laag was dat hij aceton had uitgeademd en dat dit door zijn collega’s voor alcohol werd aangezien, aldus de kantonrechter.
Tot slot concludeerde de kantonrechter dat niet is komen vast te staan dat bij werknemer om 13.00 uur bloed is afgenomen. Bovendien, ook indien ervan wordt uitgegaan dat om 13.00 uur geen alcohol in zijn bloed aanwezig was, zou dat niet uitsluiten dat dit omstreeks 9.30 uur wel het geval was. Hierbij heeft de kantonrechter zich gebaseerd op de verklaring van een toxicoloog.
Conclusie
In deze zaak was het duidelijk in de CAO omschreven dat het gebruik van alcoholhoudende drank direct voor of tijdens de diensten verboden was. In het geval dit niet duidelijk uit een CAO volgt, is het aan te raden om een zogenaamd alcoholbeleid op te stellen. Het is van belang dat het alcoholbeleid en de controlevoorschriften bij alle werknemers bekend zijn. Het is derhalve aan te bevelen om het alcoholbeleid door de werknemer te laten ondertekenen of deel uit te laten maken van de arbeidsovereenkomst. Voorts moet duidelijk uit het alcoholbeleid voortvloeien welke sancties en consequenties alcoholgebruik met zich meebrengt (non-actief, verplicht afkicken, ontslag).