De voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam oordeelde op 13 mei 2013 dat in het huidige economische tij, waarin voor veel woningen de hypotheekschuld hoger is dan de waarde van de woning, van een bank meer coulance mag worden verwacht dan in economisch betere tijden indien een bank tot openbare verkoop van een woning wil overgaan. Dit betekent dat een bank tot het uiterste dient te gaan voordat zij het middel van een openbare veiling inzet en dat als het in redelijkheid nog mogelijk lijkt dat door middel van een regeling een grote restschuld kan worden voorkomen, daarvoor moet worden gekozen.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
In deze kwestie was er sprake van een woningeigenaar aan wie door Sparck Hypotheken B.V. in 2006 ten behoeve van de aankoop van een woning een hypothecaire geldlening was verstrekt. Vanaf 2007 ontstonden er echter betalingsachterstanden, waarvoor partijen meerdere betalingsregelingen overeenkwamen. In 2013 eiste Sparck Hypotheken B.V. de geldlening in zijn geheel op en meldde aan de woningeigenaar dat de woning executoriaal zou worden verkocht. De woningeigenaar liep de betalingsachterstand vervolgens in zijn geheel in.
De woningeigenaar vorderde in kort geding een verbod tot het overgaan tot executoriale verkoop van de woning door Sparck Hypotheken B.V. De voorzieningenrechter overwoog dat de eigenaar er een groot belang bij had dat de woning niet zou worden geveild. Indien de woning zou worden geveild, zou de woningeigenaar met een aanzienlijke restschuld van minimaal € 50.000,00 achterblijven. De woningeigenaar diende aan Sparck Hypotheken B.V. nog een bedrag van € 15.000,00 aan (onder andere) veilingkosten te voldoen; dat bedrag was volgens de voorzieningenrechter te overzien. De woningeigenaar beloofde de rechter financiële hulp in te schakelen bij het op orde krijgen van zijn financiën. Vervolgens verbood de voorzieningenrechter de executieveiling van de woning, maar merkte daar wel bij op dat de eigenaar zich diende te realiseren dat, indien opnieuw een betalingsachterstand zou ontstaan, het nog maar de vraag was een veiling wederom voorkomen zou kunnen worden.
Krachtens artikel 3:268 BW heeft de hypotheekhouder een recht van parate executie. Dit betekent dat de hypotheekhouder, indien de schuldenaar zijn betalingsverplichtingen niet nakomt, kan overgaan tot verkoop van het verhypothekeerde goed. Voor banken geldt echter ook dat zij ten aanzien van hun cliënten een bepaalde zorgplicht hebben. Uit onderhavige uitspraak blijkt dat banken niet al te lichtvaardig tot een executoriale verkoop over mogen gaan indien daardoor een grote restschuld bij de woningeigenaar wordt voorkomen. Gelet op de omstandigheden van het geval dient het middel van executoriale verkoop door banken proportioneel te worden toegepast.