De step downregeling voor de bepaling van de verkrijgingsprijs van aanmerkelijkbelangaandelen bij immigratie is deels onverbindend, zo oordeelde onlangs de Hoge Raad. Een step down op de verkrijgingsprijs leidt bij verkoop van aanmerkelijkbelangaandelen tot een hoger belastbaar box 2-inkomen. De onverbindendheid betreft specifiek de situatie waarbij een aanmerkelijkbelanghouder voorafgaand aan de immigratie zijn aanmerkelijkbelangaandelen in een in Nederland gevestigde vennootschap (bv) heeft vervreemd aan een in het buitenland gevestigde vennootschap en hij hierna nog een middellijk belang houdt in de bv.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
In de onderhavige procedure oefende een in België woonachtige dierenarts zijn praktijk uit in Nederland. De praktijk was in een in Nederland gevestigde bv ondergebracht. In november 2004 had de dierenarts zijn aandelen in de bv om zakelijke redenen verkocht aan een in België gevestigde bvba waarvan hij alle aandelen bezat. In april 2006 verhuisde de dierenarts naar Nederland. De inspecteur had de voor deze situatie voorgeschreven step downregeling toegepast, óók voor zover het de waardeaangroei van de aandelen in de bv betrof in de periode voorafgaand aan de immigratie. Dat hield concreet in dat de verkrijgingsprijs van de aandelen in de bvba (= waarde in het economische verkeer ten tijde van immigratie) werd verminderd voor de waardeaangroei van de aandelen in de bv tot de datum van verkoop aan de bvba. Rechtbank Breda vond de step downregeling in dat geval niet terecht voor zover deze betrekking had op de periode voorafgaande aan de immigratie in Nederland. Volgens het belastingverdrag met België is België als woonland van de aanmerkelijkbelanghouder heffingsbevoegd over de voordelen uit aanmerkelijk belang.
De Hoge Raad komt in sprongcassatie tot dezelfde eindconclusie als de rechtbank maar op andere gronden. De Hoge Raad stelde vast dat de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) uitdrukkelijk aangeeft voor welke situaties de step downregeling mag worden toegepast. De onderhavige situatie (indirect aanmerkelijk belang) valt daar niet onder. De Nederlandse step downregeling is neergelegd in het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001 (dus in lagere fiscale regelgeving), en is bedoeld om uitvoering te geven aan hogere fiscale regelgeving (de Wet IB 2001). In de praktijk werd deze regeling kennelijk ook toegepast waar dat niet kon. In zoverre is de step downregeling onverbindend, omdat de step downregeling voor dat geval geen steun vindt in de wet.
Hoge Raad, 27-9-2013, nr. 12/00189.