Op grond van artikel 6:76 BW is een partij die bij de uitvoering van een overeenkomst gebruik maakt van de hulp van andere personen, voor hun gedragingen op gelijke wijze aansprakelijk als voor eigen gedragingen. Bij artikel 6:170 BW gaat het, anders dan bij artikel 6:76 BW, om aansprakelijkheid van de werkgever voor een door één van zijn ondergeschikten gepleegde onrechtmatige daad.
In de zaak van de Rechtbank Utrecht van 13 mei 2009 wordt door de inlener een beroep gedaan op deze artikelen.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
De feiten
Op 19 december 2007 hebben een kinderopvangcentrum en een detacheringsbureau een detacheringsovereenkomst gesloten. Ht detacheringsbureau stelt op grond van deze overeenkomst tegen betaling een interim debiteurenbeheerder ter beschikking aan de opdrachtgever. Op 2 januari 2008 begint X met zijn werkzaamheden bij opdrachtgever. Begin april 2008 ontdekt de opdrachtgever dat X bij de uitoefening van zijn functie bij de opdrachtgever heeft gefraudeerd. X heeft zich namelijk een bedrag van EUR 11.139,21, toebehorend aan de opdrachtgever, toegeëigend. Hij wordt door het detacheringsbureau op staande voet ontslagen.
Vordering & Verweer
De opdrachtgever vordert het bedrag van EUR 11.139,21 van het detacheringsbureau. Volgens de opdrachtgever is het detacheringsbureau mede aansprakelijk voor de schade veroorzaakt die haar door X is toegebracht, zowel op grond van de detacheringsovereenkomst als op grond van de wet. De opdrachtgever doet daarbij een beroep op de aansprakelijkheid van het detacheringsbureau op grond van de artikelen 6:76 en 6:170 BW.
Het detacheringsbureau betwist aansprakelijk te zijn. Van aansprakelijkheid op grond van de artikelen 6:76 en 6:170 BW kan geen sprake zijn, omdat deze artikelen volgens het detacheringsbureau niet van toepassing zijn.
Beoordeling
Artikel 6:76 BW
Volgens de rechtbank kan het detacheringsbureau niet aansprakelijk zijn op grond van artikel 6:76 BW. Het gaat bij dit artikel namelijk om de aansprakelijkheid van de debiteur (het detacheringsbureau) op grond van een eigen tekortkoming. Bij het selecteren van X is het detacheringsbureau niet tekortgeschoten in de nakoming. Evenmin kan worden aangenomen dat zij anderszins tekort is geschoten. Het detacheringsbureau was op grond van de overeenkomst tussen partijen slechts verplicht iemand ter beschikking te stellen die gekwalificeerd was om het debiteurenbeheer uit te voeren. Niet ter discussie staat X daartoe gekwalificeerd was. De verplichting van het detacheringsbureau kan niet zover worden opgerekt dat die bestond uit het ter beschikking stellen van een ‘niet frauderende debiteurenbeheerder’. Het feit dat X heeft gefraudeerd kan dus niet leiden tot het oordeel dat het detacheringsbureau daardoor zelf tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen.
Artikel 6:170 BW
Bij dit artikel gaat het om aansprakelijkheid van de werkgever voor een door zijn ondergeschikte gepleegde onrechtmatige daad. De rechtbank oordeelt dat, hoewel vaststaat dat X een onrechtmatige daad heeft gepleegd jegens de opdrachtgever en X in dienst was van het detacheringsbureau, ook artikel 6:170 BW in het onderhavige geval niet kan leiden tot aansprakelijkheid van het detacheringsbureau. Voor aansprakelijkheid is op grond van dit artikel tevens vereist dat het detacheringsbureau zeggenschap had over de gedragingen waarin de fout was gelegen. Conclusie is dat aan dit vereiste niet is voldaan. het detacheringsbureau heeft X uitgeleend aan de opdrachtgever en de opdrachtgever is ook degene geweest die onder meer instructies en aanwijzingen gaf ten aanzien van de werkzaamheden die X verrichtte bij de opdrachtgever.
Dit tezamen leidt tot de conclusie dat het detacheringsbureau niet aansprakelijk is voor de schade die X aan de opdrachtgever heeft toegebracht. De vordering van de opdrachtgever wordt afgewezen.
Zie ter vergelijking uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 6 mei 2009 (LJN-nr BI3809)
In deze zaak ging het om de vraag of een uitzendbureau aansprakelijk is voor de fouten van een door haar uitgeleende werknemer. Twee werknemers, waarvan een hoofduitvoerder en een uitvoerder, hebben voor de inlener werkzaamheden verricht in twee bouwprojecten. De rechtbank oordeelde in deze zaak dat nu de werkzaamheden onder verantwoordelijkheid van de inlener zijn uitgevoerd, het uitzendbureau niet aansprakelijk kan worden gesteld voor de fouten van door haar uitgeleende werknemers. Dat de werkzaamheden van deze werknemers leidinggevend en controlerend zijn geweest, maakt dit niet anders. Op grond van artikel 6:170 BW kan een uitzendbureau niet aansprakelijk worden gesteld, omdat uit jurisprudentie omtrent dit artikel blijkt dat dit artikel slechts van belang is voor derden, die op grond van dit artikel zowel de inlener als het uitzendbureau aansprakelijk kunnen stellen voor fouten van de uitgeleende werknemer. De rechtbank concludeert dat de inlener in dit verband niet geldt als derde. Vorderingen worden dan ook afgewezen. Opmerkelijk is dat de rechtbank Amsterdam in deze zaak dit argument toevoegt ten aanzien van de niet aanwezig geachte aansprakelijkheid van artikel 6:170 BW. Deze jurisprudentie wordt door de rechtbank Utrecht niet aangehaald, maar in beide zaken kwamen de rechters tot hetzelfde eindoordeel.
Michelle Kinders, als student-stagiair verbonden aan Van Diepen Van der Kroef Advocaten