Nu toepassing is gegeven aan artikel 6, vierde lid, van de Werkloosheidswet moet de in artikel 2 van de Regeling aanwijzing directeur-grootaandeelhouder neergelegde opsomming gezien worden als uitputtend.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
In artikel 2, eerste lid, aanhef en onder d, van de Regeling is bepaald dat ook de bestuurder van de vennootschap waarvan tenminste tweederde deel van de aandelen wordt gehouden door zijn bloed- of aanverwanten tot en met de derde graad als directeur-grootaandeelhouder wordt aangemerkt. Dit artikelonderdeel bepaalt naar zijn bewoordingen uitsluitend dat onder directeur-grootaandeelhouder, als bedoeld, moet worden verstaan, de bestuurder van een vennootschap waarvan ten minste tweederde deel van de aandelen worden gehouden door zijn bloed- of aanverwanten tot en met de derde graad.
In het bijzonder blijkt uit deze bepaling niet dat de regelgever bij het redigeren van deze bepaling ook het oog heeft gehad op een bestuurder die tezamen met zijn bloed- of aanverwanten tenminste tweederde deel van de aandelen houdt. Volgens de toelichting bij de Regeling wordt met de Regeling zoveel mogelijk aangesloten bij de richtlijnen van de FBV. Hieruit leidt appellant af dat de regelgever wel het oog heeft gehad op laatst bedoelde situatie.
Wat van die stelling zij, gezien de duidelijke bewoordingen van de bedoelde bepaling, kan daaraan op grond van de toelichting bij de Regeling geen andere betekenis worden verleend.