In de zaak die op 11 juni 2012 voor de kantonrechter Groningen (in kort geding) speelde, liet de kantonrechter een WhatsApp bericht toe als bewijsmateriaal in een geschil tussen werkgever en werkneemster over de vraag of werkneemster al dan niet ontslag bij haar werkgever had genomen.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Feiten
Werkneemster is sinds begin 2012 bij werkgever in dienst op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van een jaar. Op 17 april 2012 is tussen werkgever en werkneemster onenigheid ontstaan over de uitvoering van haar werkzaamheden. Werkneemster zou toen tegen werkgever hebben gezegd: “Nou, dat ga ik dus niet doen. Ik heb het namelijk al een tijdje gehad met deze baan en dit werk. Dit werk is niks voor mij. Ik wil dit ook niet meer en stop ermee. Ik heb er geen zin meer in. Ik heb het hier gezien en ga weg.” De volgende dag heeft werkgever aan werkneemster een brief geschreven waarin zij het door werkneemster zelf genomen ontslag heeft bevestigd. Werkneemster heeft op deze brief schriftelijk gereageerd en ontkent dat zij ontslag heeft genomen. In deze brief wijst werkneemster haar werkgever er op dat zij zich op 18 april 2012 in de ochtend per whatsApp-bericht bij werkgever heeft ziek gemeld. De advocaat van werkneemster heeft dit standpunt bij brief van 27 april 2012 herhaald en waarbij is aangegeven dat werkneemster zich beschikbaar houdt voor haar werk (nadat zij met een bedrijfsarts heeft gepraat en zij hersteld is) en spreekt werkgever aan op doorbetaling van het loon. Werkgever heeft aan werkneemster het loon tot en met 17 april 2012 betaald. Werkneemster heeft daarna geen loon meer ontvangen.
Standpunt werkgever en werkneemster
In geschil is of sprake is van een ontslagname door werkneemster op 17 april 2012. Werkgever stelt dat zij de uitlatingen van werkneemster – gevolgd door haar daadwerkelijke vertrek – heeft mogen opvatten als een uitdrukkelijke en ondubbelzinnige ontslagname. Volgens werkgever zou zij aan werkneemster hebben gevraagd of zij het wel zeker wist, waarop werkneemster zou hebben geantwoord dat haar besluit vast stond. Werkneemster stelt zich daarentegen op het standpunt dat zij niet de intentie heeft gehad om ontslag te nemen. Volgens werkneemster was zij op het moment van haar uitlatingen geïrriteerd en voelde zij zich geprovoceerd en geïntimideerd door haar werkgever, waardoor zij zich die dag op een dergelijke wijze heeft uitgelaten richting haar werkgever. Dat zij geen ontslag heeft genomen blijkt volgens werkneemster ook uit het feit dat zij zich de volgende dag per WhatsApp-bericht heeft ziek gemeld.
Oordeel kantonrechter
De kantonrechter stelt vaste dat volgens vast jurisprudentie bij ontslagname door een werknemer sprake moet zijn van een duidelijke en ondubbelzinnige verklaring van de werknemer waaruit blijkt dat deze de beëindiging van de arbeidsovereenkomst wenst. De werkgever heeft hierbij een bijzondere onderzoeksplicht waarbij hij moet nagaan of de werknemer de beëindiging met alle daaraan verbonden nadelige gevolgen daadwerkelijk wenst. Wanneer een werknemer op het moment van zijn uitlatingen vanwege een hevige gemoedsbeweging niet in staat was zijn wil te bepalen, dan rust volgens vaste jurisprudentie een verdergaande onderzoeksplicht op de werkgever. De kantonrechter oordeelt dat werkgever een onderzoeksplicht had met betrekking tot de uitlatingen van werkneemster en of het handelen van werkneemster werkelijk overeenstemde met haar wil en of werkneemster zich realiseerde wat de consequenties van haar handelen waren. Volgens de kantonrechter had werkgever werkneemster in de gelegenheid moeten stellen om op haar uitlatingen terug te komen. Nu werkgever destijds enkel aan werkneemster zou hebben gevraagd of zij het wel zeker wist en werkgever verder niets heeft gedaan, oordeelt de kantonrechter dat werkgever niet heeft voldaan aan de op haar rustende onderzoeksplicht. De kantonrechter oordeelt dat werkgever met de nodige zorgvuldigheid diende na te gaan of werkneemster daadwerkelijk het dienstverband wenste te beëindigen. Uit het feit dat werkneemster zich op 18 april 2012 per WhatsApp-bericht heeft ziek gemeld, had werkgever moeten afleiden dat werkneemster geen ontslag beoogde, aldus de kantonrechrer. De kantonrechter gaat voorbij aan de stelling van werkgever dat zij dit WhatsApp-bericht niet zou hebben ontvangen. Volgens de kantonrechter staan er namelijk twee vinkjes naast het bericht, wat volgens de kantonrechter betekent dat het bericht succesvol is afgeleverd op de telefoon van werkgever. Volgens de kantonrechter had werkgever in een degelijk geval zijn stelling – dat het bericht niet zou zijn ontvangen – meer handen en voeten moeten geven.
De kantonrechter oordeelt dat geen sprake is geweest van een weloverwogen ontslagname van werkneemster waardoor het dienstverband niet op 17 april 2012 rechtsgeldig is geëindigd. De kantonrechter wijst de vordering tot loondoorbetaling vanaf 18 april 2012 toe.