De vraag of een overeenkomst tussen zorgverleners en zorgaanbieders voor het verlenen van AWBZ-zorg in natura (Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten) een arbeidsovereenkomst is, moet worden beantwoord met inachtneming van alle omstandigheden van het geval. Hiertoe behoort ook wet- en regelgeving die van belang is voor de wijze waarop deze overeenkomst is vormgegeven. Dat oordeelt de Hoge Raad vandaag.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
In de zaak ging het om de vraag of een zorgverlener zijn AWBZ-werkzaamheden als zzp-er (zelfstandige) of als werknemer verrichtte. Dit laatste is het geval indien sprake is van een gezagsverhouding, een verplichting tot het persoonlijk verrichten van arbeid en een verplichting tot het betalen van loon. Het element ‘gezagsverhouding’ stond in deze zaak centraal. Het Hof vond dat sprake was van deze gezagsverhouding, omdat uit de wettelijke bepalingen met betrekking tot AWBZ-zorg en de overeenkomsten tussen de zorgkantoren en de zorgaanbieders van de zzp-er bleek dat de eindverantwoordelijkheid voor de te verlenen thuiszorg bij de zorgaanbieders ligt. Om aan de daaruit voortvloeiende verplichtingen te kunnen voldoen, is het noodzakelijk dat de zorgaanbieders aanwijzingen kunnen geven aan de door hen ingeschakelde zorgverleners. Dat de zorgaanbieder en de zorgverlener zelf die overeenkomst niet als arbeidsovereenkomst hebben aangeduid, doet hieraan niet af. De Hoge Raad vindt dat het Hof terecht naar alle omstandigheden – en dus ook naar de wettelijke regelingen die van toepassing zijn op AWBZ-zorg – heeft gekeken.