De Centrale Raad van Beroep oordeelt in zijn uitspraak van 8 september 2015 dat het door de Svb gehanteerde risicoprofiel was gericht op alle AIO-gerechtigden die tevens recht hebben op kinderbijslag ten behoeve van in het buitenland wonende kinderen, ongeacht in welk land buiten Nederland deze kinderen hun woonplaats hebben. Daarmee wordt geen onderscheid gemaakt naar nationaliteit, maar naar de woonplaats van het kind van de AIO-gerechtigden.
Prijs vergelijk ADSL, kabel, glasvezel aanbieders en bespaar geld door over te stappen!
Een algemeen onderzoek naar eventueel vermogen in het buitenland dient een legitiem doel. Zoals de Raad eerder heeft uiteengezet is een bijstandverlenend orgaan in beginsel bevoegd om met het oog op effectiviteit, efficiëntie en kostenbesparing, en vanwege het grote belang van bestrijding van onjuist gebruik van sociale voorzieningen, bij het toepassen van de algemene onderzoeksbevoegdheid risicoprofielen toe te passen tenzij bij de vaststelling hiervan een ongerechtvaardigd verschil in behandeling als bedoeld in artikel 1 van Protocol 12 bij het EVRM wordt gemaakt tussen AIO-gerechtigden.
Het door de Svb gehanteerde risicoprofiel was gericht op alle AIO-gerechtigden die tevens recht hebben op kinderbijslag ten behoeve van in het buitenland wonende kinderen, ongeacht in welk land buiten Nederland deze kinderen hun woonplaats hebben. Daarmee wordt geen onderscheid gemaakt naar nationaliteit, maar naar de woonplaats van het kind van de AIO-gerechtigden. De vraag die moet worden beantwoord is of voor dat onderscheid een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat.
In Nederland worden vermogen, onroerende vermogensbestanddelen en andere (semi-)registergoederen, inkomen, liquide transacties en bankrekeningen (middelen) van ingezetenen door verschillende (semi-)overheidsorganisaties in verscheidene registraties opgenomen.
Onderzoeken in het buitenland naar deze middelen zijn soms nagenoeg onmogelijk of zeer bewerkelijk, omdat met Nederland vergelijkbare registraties niet bestaan, of omdat autoriteiten aldaar geen inzage geven in gegevens. Dit betekent dat bijstandverlenende organen ter plekke zelf onderzoeken moeten (laten) uitvoeren. Onderzoeken in het buitenland zijn hierdoor en door reis- en vertaalkosten kostbaar. Gelet hierop en op wat is overwogen over effectiviteit, efficiënte en kostenbesparing, is het voor het bijstandverlenend orgaan nog meer zaak om bij de inzet van de algemene onderzoeksbevoegdheid in het buitenland zo gericht mogelijk te werk te gaan en daarop een risicoprofiel af te stemmen. Die afstemming dient daarom ook te mogen geschieden ten aanzien van de vraag in welk land onderzoek zal plaatsvinden. Van het bijstandverlenend orgaan kan immers, gelet op de kosten, niet worden verlangd dat het ten aanzien van al zijn bijstandsgerechtigden onderzoek doet in alle landen ter wereld. Dit speelt te meer in een geval als het onderhavige, waarin uit de bestandsvergelijking die op basis van het risicoprofiel is gemaakt, volgt dat 66 van de 85 bedoelde kinderen uit één land – Marokko – afkomstig zijn, terwijl het in de overige gevallen slechts om één of enkele kinderen per land gaat. Uit oogpunt van efficiëntie en kostenbesparing heeft de Svb het onderzoek daarom beperkt tot Marokko. In Marokko is bovendien een Bureau voor Sociale Zaken gevestigd en is de juiste infrastructuur voor een gedegen onderzoek voorhanden. Hieruit volgt dat het door de Svb gemaakte onderscheid objectief gerechtvaardigd is. Van discriminatie is daarom geen sprake.
ECLI:NL:CRVB:2015:3249